maandag 1 november 2010

De menselijke ziel.



Het weten wie wij zijn is het meest elementaire deel van ons bewustzijn. Misschien wel het enige gedeelte van onze ziel die bewustzijn genereert. Het leven op onze aarde zit opgesloten tussen geboorte en sterven, maar de energetische hoedanigheid van onze ziel is onbegrepen en multidimensionaal. Het is een vorm van energie die zich niet laat rubriceren in de bestaande elektromagnetische hoedanigheden, maar die zich wel kan versmelten met het omringende veld van universele informatie (de Superziel). De Oosterse filosofie leert ons over de relatie tussen lichaam en ziel.
De Bhagavad Gita (3138 jr. voor Chr.) verhaalt ons het gesprek tussen Aruna en Krishna (God), waar wordt gesproken over Jiva, de individuele ziel. Krishna maakt een duidelijk onderscheid tussen het vergankelijke lichaam en de onvergankelijke ziel. Deze onsterfelijke ziel, atma of jivatma staat in relatie met de Superziel, paramatma. Met dit netwerk (Superziel) is elke ziel verbonden. Uit de Gita begrijpen we dat na vernietiging van het lichaam, de ziel blijft bestaan. De ziel blijf onaangeroerd, monter en eigen. Vuur kan haar niet verbranden, water haar niet oplossen, lucht kan haar niet verdrogen en het zwaard kan haar niet raken. De rede kan haar niet begrijpen.
Plato ziet de ziel als het morele en intellectuele deel van het zelf, dit in onderscheidt met allerlei zintuiglijke aspecten van het menselijke bestaan, zoals passies, lust en plezier. In zijn dialoog de Phaedrus komt dit thema aan de orde. Hij onderscheidt drie aspecten van de ziel die hij vergelijkt met een wagenmenner achter een tweespan. Zowel de wagenmenner als de twee gevleugelde paarden zijn deel van de drie-eenheid van de ziel. Deze drie onderdelen zijn deels overschrijvingen van dezelfde hoedanigheden. De menner, de noes of nous, een Oud Griekse term voor geest of intellect, het kennende en redenerende deel. Het nobele paard, de thumos of thumoides, de passie, wil en doorzettingsvermogen. Het weerspannige paard, epithumia of epithumeticon, geassocieerd met lust,trek en drift.

In het Christendom bestaat de mens uit geest, ziel en lichaam. De geest wordt omschreven als het onbewuste of onderbewustzijn, met functies als intuïtie, geweten en godbewustzijn. De ziel kent functies als voelen, willen en denken. Deze indeling is afgeleid uit oudtestamentische teksten waarin de ziel en geest aan bepaalde functies worden gekoppeld. In het Christendom wordt de geest ook van de ziel gescheiden. Na de dood keert de geest terug tot God, die haar gegeven heeft, terwijl de ziel neerdaalt in het dodenrijk. Het lichaam is slechts het tijdelijk omhulsel dat dienst doet als herkenbare, menselijke manifestatie op aarde. Het lichaam kan niet zonder ziel functioneren, omdat de ziel de ware persoon is die het lichaam bewoont.

Het filosoferen omtrent de energetische kwaliteiten van de ziel is aantrekkelijk omdat het denken kan gaan stoeien met nieuwe postulaten die buiten de huidige opvattingen omtrent de kwantummechanica liggen. Laten we ontwaken uit de gedachten dat het leven op aarde in verbinding met ons lichaam een straf is. Het is het mooiste wat een ziel kan verwerkelijken, n.l. het beleven van het leven op deze planeet. De emoties, de dualiteiten , de liefde, de creativiteit, de zelfverbetering en uiteindelijk het loslaten van de materie. Als een ziel zich buiten het lichaam realiseert wat het mist zal zij maar een ding willen en dat is opnieuw incarneren. Als de ziel zich kan losmaken van de Superziel dan zal zij opzoek gaan naar een manier om het nog niet ervaren leven te beleven. Het volmaakte geluk op aarde zoeken is de aardse manier van denken, welke past bij het onvolmaakte leven. De ziel weet dat het volmaakte geluk ligt in het samensmelten met de Superziel buiten het aardse bestaan. Het menselijk lichaam is te vergelijken met een kooi waarin een mooie vogel zit. We verfraaien en poetsen de kooi ,maar we vergeten wat de vogel wil en dat is vliegen. Onze ziel wil het leven beleven en het ego overstemmen in haar vlucht naar het Almachtige. De essentie van het nadenken over de ziel, is het begrijpen van de onderlinge verbondenheid. Het mens-zijn onderscheiden op grond van verschillen in ras, kleur of religie is een illusie.
Ik ben jij, jij bent mij en wij zijn zij met ons erbij.

J.J.v.Verre.

Literatuur:
-Ziel, Wikipedia.
-Plato’s Phaedrus, R.Hackforth. Cambridge, 1952.
-De Geestelijke mens, Watchman Nee. Christian Fellowship Publichers, Richmond.
-De wetenschap der Zelfrealisatie, Sri Srimad A.C. Bhaktivedanta Swami Pradhupada. The Bhaktivedanta Book Trust, 1988.

Geen opmerkingen: