zaterdag 4 april 2009

De sterrenhemel in verwondering

---------------------------------------------------------




Ik fiets door de koude winternacht,kijk omhoog en zie de schitterende sterrenhemel met de maan in zijn eerste kwartier. Ik kan Jupiter onderscheiden,de Grote Beer en de Pleiaden. Ik vraag me af hoe mensen zo’n vierduizend jaar geleden precies wisten welke lichtpuntjes planeten van ons zonnestelsel zijn en welke hemel lichtjes sterren zijn zoals Sirius en Canopus . De “primitieve mens” moet hebben geweten dat planeten banen beschreven welke voorspelbaar zijn. Ook tempels en piramides gebouwd op uiteenlopende plaatsen in de wereld zoals Egypte,Cambodja en Zuid-Amerika verwijzen naar eenzelfde sterren en planeten constellatie. Er moet in die tijd onderling contact zijn geweest tussen de bouwers of zij moeten zijn onderwezen door een groep van ingewijden die kennis hadden omtrent de kosmos. Deze laatste visie is aannemelijk als we denken aan het boek van Erich von Dänicken: Waren de Goden kosmonauten ? Ook de boeken van de Britse schrijver Graham Hancock verwijzen naar een prehistorische superbeschaving. Deze bestond al ver voor de tijd der Egyptenaren. Ze bezaten hogere kennis van de kosmos en beschikten over geavanceerde technieken ,welke het mogelijk maakte om de gigantische monumenten als de Grote Piramide te bouwen. Dit bouwwerk is voor mij het ultieme bewijs dat in de tijd van de Egyptische beschaving,zo’n 2600 jr. voor Christus, dit wereldwonder nooit geschapen kan zijn. Deze Egyptische trekpleister is bijna een volmaakt vierkant. De trots van het Egyptische volk. Dat kan een van de redenen zijn dat de Egyptologen blijven vasthouden aan de schoolboeken geschiedenis omtrent de bouw van dit magistrale werk tijdens het bewind van Farao Cheops. Een ander fenomeen dat voeding geeft aan het begrip prehistorische superbeschaving zijn de onderwater formaties van Yonaguni. Dit meest westelijk gelegen eiland van Japan herbergt voor de kust een onderwater ruïne die door archeologen en geologen wordt gedateerd voor het einde van de laatste ijstijd.
In de oudheid had men kennis van de mathematische constante pi, de gulden snede,ook wel phi genoemd en de megalithische yard welke direct is afgeleid van de cirkelomtrek van de aarde,gemeten over de beide polen. Het getal pi,dat de verhouding tussen de diameter en de omtrek van een cirkel uitdrukt. De wiskundige constante is een irrationeel ,zelfs transcendent getal. Dit houdt in dat pi niet als een verhouding tussen twee hele getallen te schrijven is en dat in de decimale uitwerking geen zich herhalend patroon voordoet. Zowel pi als phi zijn terug te vinden in de grote piramide. Pi komt als getal te voorschijn als we tweemaal de basislengte van de piramide nemen en delen door de hoogte. Phi wordt gevonden door de lengte van de schuine helling van de piramide te delen door de helft van de basislengte. Ook de tempel bij Luxor toont het bewijs dat de Egyptenaren de Gulden snede op verschillende manieren gebruikten als architectonische maat. Zo’n duizend jaar voor Pythagoras. De megalithische yard als maat gebruikt bij 200 steencirkels. De diameters van de cirkels waren meestal veelvouden van deze MY. Als men de omtrek van de aarde als een cirkel in 366 graden verdeeld, de neolithische cirkel,dan is elke graad een absolute draaing van de aarde t.o.v. de sterren. Deze MY (=82,96cm.) werd niet materieel vastgelegd,niet berekent op basis van de sterrenhemel, maar werd afgeleid van de loop van Venus. Knigt en Butler tonen aan dat de megalitische Yard eenvoudig kan worden gereconstrueerd m.b.v. een slinger en de beweging die de planeet Venus langs de avondhemel maakt. Vandaar dat de Venus observatie in combinatie met de winterzonnewende en de lentenachtevening zo belangrijk was. Ook in de Soemerische cultuur bekleedde de planeet Venus een belangrijke plaats, evenals later bij de Babyloniërs en de Minoïsche beschaving. Vanuit deze lengtemaat kon men m.b.v. kubussen deze omzetten in een inhoudsmaat,zoals de pint,gallon en bushel. Ik kijk naar de hemel en denk aan de tijd dat de Babyloniërs op hun tempeltorens,Zikkoerrats, de hemelweg van Venus in kaart brachten,zo’n 4000 jr. geleden.
Ik weet niet of de lichtpuntjes aan de hemel het aards bewustzijn ervaren of dat zij het zijn van een gematerialiseerd wezen niet kennen,maar toch voel ik de verbondenheid met de kosmische ingezetenen als een extradimensionale band. Het leven kruipt voort in een doolhof van dualiteiten terwijl sommige sterren welke wij waarnemen niet eens meer bestaan als ster. De illusoire werkelijkheid toont zich aan ons firmament en die uitgebluste onwetendheid beangstigd mij. Ik sluit mijn ogen en ervaar een intensief verkeer tussen sterren en planeten. Het licht is de boodschapper tussen zien en gezien worden. Een wolk drijft voor de gele maanschil en verduisterd mijn maangedachten . Even later wordt ster voor ster weggenomen in de aanstormende wolken van een naderende depressie. De prachtige sterrenhemel is verdwenen achter de donkere horizon.

J.J.v.Verre.

Geraadpleegde literatuur:

-Souls of Distortion Awakening, Jan Wicherink.
-Civilisation One, Christopher Knight & Alan Butler.
-de Megalitische Yard, Cees de Waard, jan. 2008.
-Het mysterie van de maan., M.J. de Haan, Enschede,2007.
-Gods of Dawn,The Message of the Pyramids and the True Stargate Mystery, Peter Lemesurier.
-Waren de goden kosmonauten, Erich von Däniken.
-Fingerprints of the Gods, Graham Hancock.

Geen opmerkingen: