dinsdag 20 mei 2025

De Kybalion.

 

- De massa van mensen is slechts pion in het spel van het leven, geleid door de sterke wil van hen die weten. Het Al is Geest, het Universum is mentaal.


                                Voor hen die bereid zijn zich te herinneren.

De Kybalion, in 1908 gepubliceerd door drie anonieme auteurs die zich “ De Drie Ingewijden ” noemden, is een mystiek filosofisch werk dat de kernprincipes uiteenzet van wat bekend staat als de hermetische filosofie. Deze filosofie gaat terug tot de mythische figuur van Hermes Trismegistus, een samengestelde entiteit die elementen van de Egyptische god Thoth en de Griekse god Hermes in zich draagt. In de esoterische traditie wordt Hermes Trismegistus gezien als een universele leraar die de sleutel van kosmische kennis aan de mensheid heeft overgedragen.

In het voorwoord van het boek wordt de naam van William Walker Atkinson genoemd, die leefde van 1862-1932. Hij was een Amerikaans schrijver, jurist, occultist en een belangrijk figuur binnen de beweging van het New Thought denken. Hij schreef talloze boeken over mentale kracht, yoga, esoterie en zelfontwikkeling. Door velen wordt aangenomen dat hij zelf het brein was achter de Kybalion en dat de drie ingewijden een literaire constructie was om het boek een aura van mysterie en autoriteit te geven. Centraal in de Kybalion staan de Zeven Hermetische Principes. Deze principes vormen volgens het boek de fundamenten van de gehele schepping en het bestaan.

1e Het principe van Mentalisme, het eerste en fundamentele principe in Het Kybalion luidt: “Alles is geest, het Universum is mentaal.” Dit principe stelt dat alles wat bestaat zijn oorsprong heeft in een universeel bewustzijn of geest. Het universum zelf is geen objectieve, fysieke realiteit zoals het materialisme beweert, maar een mentale projectie, een manifestatie van een kosmische Geest. De filosofische en metafysische betekenis kan worden gerubriceerd als onderdeel van de idealistische metafysica. Dit idee sluit aan bij het idealisme in de filosofie, vooral zoals geformuleerd door Plato. De zichtbare wereld is slechts een schaduw van een hogere wereld van ideeën of vormen; eeuwige, immateriële structuren die alleen met het verstand gekend kunnen worden. Of geformuleerd door George Berkeley: “esse est percipi “, zijn is waargenomen worden. Voor hem bestond de wereld alleen in de geest van God en de geesten van waarnemers. Met waarnemers bedoelt hij geesten of bewuste entiteiten, wezens die kunnen waarnemen, denken en bewust zijn. Of de woorden van Hegel: de werkelijkheid is een uitdrukking van de absolute Geest (Geist) die zich door de geschiedenis heen ontwikkelt en zelfbewust wordt. Het Kybalion staat in deze lijn: de werkelijkheid is niet materieel, maar geestelijk van aard en alle ervaring vindt plaats in en door bewustzijn. Het principe stelt dat gedachten niet slechts innerlijke processen zijn, maar krachten die de werkelijkheid mede vormgeven. Dit is verwant aan het idee van de logos in de Stoïcijnse en christelijke filosofie; een goddelijke rede die alles doordringt en ordent. In het hermetisch denken betekent dit: door je geest te trainen, kun je de werkelijkheid veranderen. Denken is niet passief, maar creatief. Het impliceert ook dat er geen scheiding is tussen de innerlijke wereld van de mens en de buitenwereld van gebeurtenissen. Wat in de geest ontstaat, kan zich manifesteren in de ervaring. Als alles geest is, dan zijn kennis en werkelijkheid direct met elkaar verbonden. Er is geen absolute scheiding tussen subject (waarnemer) en object (het waargenomene). Dit is ook wat Krishnamurti bedoelt als hij bij herhaling zegt: De waarnemer is het waargenomene. De ziener is het geziene en de degene die ervaart is de ervaring. Dit principe ondermijnt het cartesiaanse dualisme tussen lichaam en geest: lichaam, materie en tijd zijn niet zelfstandig bestaand, maar secundaire verschijnselen binnen de Geest. Ook worden intuïtie en contemplatie als belangrijke vormen van kennen, naast of zelfs boven redenering gezien. In de hermetische traditie geldt: je geest vormt je ervaring. Daarom is innerlijke discipline (zoals meditatie, visualisatie of intentie) een vorm van spirituele kracht. Morele verantwoordelijkheid wordt dieper: je bent niet alleen verantwoordelijk voor wat je doet, maar ook voor hoe je denkt. Deze visie sluit aan bij de oosterse filosofie zoals het boeddhisme en hindoeïsme, waar bewustzijn als de bron van alle lijden én bevrijding wordt gezien. Het principe van Mentalisme stelt dat er een Universele Geest is, vaak aangeduid als Het Al in het Kybalion. Alles wat bestaat is een gedachte of manifestatie binnen dit Al. De mens als microkosmos bevat een vonkje van deze universele Geest. Spirituele ontwikkeling betekent: je bewust worden van je ware aard als deel van dit kosmisch bewustzijn. Zoals in het boek staat beschreven: ”Hij die dit principe begrijpt, is ver gevorderd op het pad van Meesterschap.” Samenvattend stelt het principe van Mentalisme dat de ultieme aard van de werkelijkheid bewustzijn is, niet materie. De mens is geen toevallig biologisch wezen, maar een bewust, scheppend middelpunt in een geestelijk universum. Filosofisch gezien is dit een radicaal niet dualistisch wereldbeeld, waarin denken en zijn, geest en wereld, één zijn.

2e Het principe van Overeenkomst, ook wel het principe van Correspondentie genoemd, is het tweede hermetische principe en luidt: “Zo boven, zo beneden; zo beneden, zo boven.” Dit principe stelt dat er een structurele overeenkomst bestaat tussen de verschillende niveaus van werkelijkheid: het geestelijke en het materiële, het kosmische en het menselijke, het uiterlijke en het innerlijke. De wetmatigheden van het ene niveau weerspiegelen zich op het andere. In de antieke en middeleeuwse filosofie werd kennis vaak gezocht via analogie. Een analogie is een vergelijking waarbij men stelt at als twee dingen in bepaalde opzichten op elkaar lijken, ze mogelijk ook in andere opzichten overeenkomen. De mens werd gezien als microkosmos, een weerspiegeling van het universum (macrokosmos). Zoals het hart het lichaam bezielt, zo bezielt God of Geest het universum. Deze gedachte is terug te vinden bij Plato en later bij de neoplatonisten als Plotinus. Voor hen is het mogelijk om via zelfkennis inzicht te verkrijgen in het goddelijke, omdat de structuren van het Zelf en het Al parallel lopen. In hermetisch denken is de werkelijkheid niet letterlijk, maar symbolisch van aard. Alles heeft meerdere lagen van betekenis. Wat zich op fysiek niveau manifesteert, verwijst naar hogere principes. Bijvoorbeeld: Dag en nacht zijn niet alleen astronomische verschijnselen, maar ook beelden voor inzicht en onwetendheid. De vier elementen (vuur, lucht, water en aarde) staan ook voor innerlijke kwaliteiten of bewustzijnsniveaus. Zo wordt de wereld een levend boek, een spiegel waarin hogere waarheden zichtbaar worden voor wie leert kijken met het “ innerlijk oog “. Ook de kenleer of epistemologie moet worden genoemd. Dit principe impliceert dat ware kennis niet alleen komt door empirisch onderzoek, maar ook door het doorzien van patronen en analogieën. Kennis is niet enkel een opbouw van feiten, maar herkenning van innerlijke samenhang. De geest leest de wereld als symbool, zoals een dichter een gedicht leest, niet alleen wat er staat, maar wat het betekent en hoe het voelt. Dit staat haaks op modern positivisme, dat vooral zoekt naar causale verklaringen, niet naar betekenissystemen. In de psyche betekent dit: De buitenwereld weerspiegelt de innerlijke wereld. Je levenservaring verandert wanneer je bewustzijn verandert. Innerlijke harmonie leidt tot uiterlijke harmonie of zoals Jung het stelde: “Wanneer de innerlijke mens zich niet ontwikkelt, doet de buitenwereld dat voor hem, als noodlot.” Deze opvatting versterkt de hermetische nadruk op innerlijk werk als sleutel tot transformatie.

Als het lagere het hogere weerspiegelt, dan is elk menselijk handelen een weerspiegeling van universele principes. Ethiek wordt dan niet gebaseerd op regels van buitenaf, maar op afstemming op de kosmische orde. De spirituele weg wordt een proces van resonantie: hoe bewuster je leeft, des te meer stem je af op hogere ordening, de logos, het goddelijke plan. De alchemistische spreuk “Solve et Coagula “(ontbind en verbind) komt hier ook terug: door het innerlijk te zuiveren, breng je een hogere harmonie in het uiterlijke. Samenvattend leert het principe van overeenkomst dat de werkelijkheid holistisch is opgebouwd: wat zich op het ene niveau voltrekt, weerspiegelt zich op een andere niveaus. Filosofisch is dit een visie van structuurgelijkheid en betekenisvolle samenhang tussen geest en stof, mens en kosmos, boven en beneden. Het is een uitnodiging tot een symbolisch en spiritueel lezen van de wereld en tot zelfkennis als weg tot universele wijsheid.

3e Het principe van trilling of vibratie is het derde van de zeven hermetische principes en luidt: “Niets is in rust; alles beweegt; alles vibreert.” Dit principe stelt dat alles in het universum, van geest tot materie, voortdurend in beweging is, in een staat van trilling. Niets is volledig stil of onveranderlijk. Zelfs ogenschijnlijke stilstand is slechts een illusie van langzame of subtiele beweging. Het principe van trilling sluit nauw aan bij de filosofie van Heraclitus (6e eeuw v. Chr.), die stelde: “Panta Rhei “ alles stroomt. Volgens hem is niets statisch, alles bevindt zich in een voortdurende staat van verandering. Er is geen “zijn” zonder “worden”. In het hermetisch denken is deze voortdurende beweging niet chaos, maar wetmatige vibratie, die alles bezielt en verbindt. Zelfs het “stilste” object, een steen, een gedachte, een ziel heeft zijn eigen trillingsfrequentie. Er bestaat een duidelijke hiërarchie van vibraties. Materie trilt langzaam, is grof, zichtbaar en tastbaar. Energie trilt sneller, zoals licht, geluid en warmte. Geest en bewustzijn trillen op de hoogste niveaus: fijn, subtiel en onzichtbaar. Zo wordt bewustzijn als een hogere graad van vibratie begrepen dan fysieke realiteit. Dit verbindt het met het principe van Mentalisme: hoe hoger de trilling, hoe dichter bij de oorspronkelijke Geest (Het Al). Hoewel het Kybalion stamt uit de vroege 20e eeuw, is het principe verrassend parallel aan de moderne fysica. In de kwantumfysica blijkt dat subatomaire deeltjes zich gedragen als energiegolven, ze trillen, bewegen en bestaan in waarschijnlijkheden. Muziek, licht en kleur zijn allemaal manifestaties van verschillende frequenties. Zelfs emoties en hersengolven worden in frequenties uitgedrukt. Hoewel de hermetische leer niet als zijnde wetenschappelijk bedoeld is, werkt ze met een soort intuïtieve fysica van de geest, waarin alles energetisch en in beweging is. Elke gedachte, emotie of intentie heeft zijn eigen trillingsniveau. Angst, woede en jaloezie trillen laag, ze verkrampen, vernauwen. Terwijl liefde, vreugde en mededogen hoog trillen, ze verruimen, openen. Volgens deze visie beïnvloeden onze innerlijke trillingen zowel onze ervaring van de wereld als de wereld zelf. Innerlijke afstemming is dus een belangrijk middel voor spirituele groei. Vele mystieke en esoterische tradities gebruiken trilling voor heling en transformatie. Mantra’s, klankschalen, muziek en ademhaling, al deze methoden werken via frequentie om het lichaam en bewustzijn te harmoniseren. Als alles vibreert, dan is resonantie belangrijk. Wat je uitzendt, trek je aan. Door je trilling te verhogen, via zuiver denken en handelen, stem je jezelf af op hogere werkelijkheden. Moreel gezien betekent dit dat elke daad, hoe klein ook, een vibrerende invloed heeft. Het goede doen is dus niet alleen een plicht, maar een manier om bewust harmonische vibraties in het bestaansveld te brengen. Samenvattend leert het principe van trilling dat de werkelijkheid fundamenteel dynamisch, energetisch en levend is. Wat lijkt op vorm en vastheid, is in wezen beweging. Spiritueel houdt dit in dat wij als mensen kunnen leren onze eigen frequentie te herkennen, te zuiveren en af te stemmen op hogere niveaus van bewustzijn. Het is een kosmisch principe van verfijning, resonantie en bewust scheppen.

4e Het principe van Polariteit is het vierde hermetische principe en luidt: “Alles is dubbel; alles heeft twee polen; alles heeft zijn paar van tegenstellingen. Gelijk en ongelijk zijn hetzelfde; tegenstellingen zijn identiek in aard, maar verschillen in graad”. Dit principe stelt dat alles in het universum bestaat uit paren van ogenschijnlijke tegenstellingen, maar dat deze tegenpolen in wezen slechts graduele variaties van hetzelfde zijn. Er is geen absoluut onderscheid tussen bijvoorbeeld warm en koud, licht en donker, liefde en haat, alleen een verschil in graad, niet in essentie. Je zou kunnen zeggen het gaat om kwantitatief in plaats van een kwalitatief verschil. Het principe benadrukt dat tegenstellingen niet op zichzelf bestaan, maar elkaars complement zijn. Licht en donker zijn graden van helderheid ( nu zouden we spreken van fotonen dichtheid). Goed en kwaad zijn graden van moreel bewustzijn. Ze bestaan niet zonder elkaar en zijn dus in essentie één kracht, met twee uitersten. Deze opvatting sluit aan bij de dialectiek van Heraclitus en later van Hegel: “Tegengestelden zijn noodzakelijk voor het ontstaan van verandering”. Bij Hegel leidt de botsing tussen these en antithese tot synthese, een hogere eenheid. In het hermetisme is de synthese echter niet alleen logisch, maar spiritueel: het transcenderen van tegenstellingen is een weg naar eenheid. Het taoïsme bevat een bijna identieke intuïtie in het Yin-Yang symbool: Yin en Yang zijn tegenpolen, maar vormen samen een dynamische eenheid. Elk bevat het zaad van de ander. Harmonie is niet het elimineren van een pool, maar het evenwicht ertussen. De hermetische polariteit werkt op dezelfde manier: niet het vermijden van het negatieve, maar het transmuteren ervan door innerlijk bewustzijn. De kracht van dit principe ligt in het vermogen tot mentale transmutatie. Je kunt je gemoedstoestand veranderen door je trilling te verschuiven langs de polariteit. Haat kan getransformeerd worden in liefde, omdat ze twee graden zijn van hetzelfde gevoel: verbondenheid. Angst kan worden omgepoold naar moed, door bewust te kiezen voor een hogere frequentie van hetzelfde spectrum. Dit komt ook overeen met inzichten uit de dieptepsychologie van Jung: Schaduw en licht zijn beide aspecten van de psyche. Individuatie vraagt om het erkennen én integreren van beide polen in plaats van het onderdrukken van één ervan. Spiritueel nodigt dit principe uit tot bewuste balans en transcendentie: De wijze probeert niet zijn “negatieve” gevoelens uit te roeien, maar begrijpt ze als vervormde of onbewuste vormen van iets hogers. Goed en kwaad zijn dan niet absoluut gescheiden, maar wijzen op graden van afstemming op de Geest. In plaats van dualistisch denken ( dat is goed, dat is slecht) moedigt de hermetische filosofie aan tot holistisch inzicht: het leven is een spectrum, geen strijdveld. In de alchemie is het proces van ontbinden en verbinden, solve et coagula, ook een beweging tussen polen: vuur en water, zon en maan, zwavel en kwik zijn tegenstellingen die in balans worden gebracht in het philosophicum, de steen der wijzen. Spirituele transformatie vindt plaats door het verzoenen van polariteiten binnen het zelf. Samenvattend onthult het principe van polariteit dat wat wij als tegenstellingen ervaren, in wezen één zijn en slechts verschillend in graad. Filosofisch betekent dit het overstijgen van simplistische dualiteit. Psychologisch biedt het een krachtig model voor innerlijke transformatie. Spiritueel wijst het de weg naar eenheidsbewustzijn: het inzicht dat het Ene zich uitdrukt in tweeën en dat wijsheid ontstaat door het omarmen van het hele spectrum.

5e Het Principe van Ritme is het vijfde hermetische principe en luidt: Alles stroomt, in en uit; alles heeft zijn tijd van komen en gaan; alles stijgt en daalt; de maat van de slinger naar links is de maat van de slinger naar rechts; ritme compenseert. Dit principe beschrijft het cyclische karakter van alle verschijnselen in het universum. Alles beweegt volgens een ritmische wetmatigheid, zoals eb en vloed, in- en uitademing, geboorte en dood, succes en verval, vreugde en verdriet. De beweging is onvermijdelijk, maar ook beheersbaar, voor wie zich er bewust van wordt. Volgens de hermetische filosofie is het universum geen statisch geheel, maar een levend proces van pulserende beweging: Alles komt voort uit het Ene (Geest), differentieert zich en keert er weer naar terug, in eindeloze ritmische cycli. Deze opvatting is nauw verwant aan de natuurfilosofie van de antieken, waarin de kosmos wordt opgevat als een organische, ademende orde. De cyclische tijd in het hindoeïsme en boeddhisme. De spiraalbeweging van de geschiedenis bij Hegel: niets herhaalt zich exact, maar ritmes keren terug op een hoger niveau. Op individueel niveau herkennen we dit principe in onze stemmingen, energie, inspiratie en ook motivatie. Dagen van helderheid wisselen met momenten van verwarring. Geluk is nimmer permanent, net zomin als verdriet dat is. Wie zich van deze ritmische wet bewust wordt, identificeert zich minder met tijdelijke extremen. Je leert dan om innerlijk standvastig te blijven terwijl de slinger beweegt. Volgens het Kybalion kan een geoefende geest de “zwaai van de slinger” neutraliseren door zich op hogere geestelijke niveaus te verankeren. Dit wordt neutralisatie van ritme genoemd. Het is een vorm van meesterschap waarbij men leert om niet meegesleurd te worden met stemmingswisselingen. Emotionele terugvallen te herkennen als een natuurlijke tegenbeweging op groei. Je aandacht te richten op het centrum, eerder dan op de uiterste bewegingen. Het principe van ritme leert nederigheid bij succes en vertrouwen in tegenslag. Het spoort aan tot levenskunst in harmonie met de natuur: meebewegen, maar niet jezelf verliezen. Spiritueel kun je het zien als het ritme van inkeer en uitdrukking: perioden van stilte en mystiek afstemmen, gevolgd door actief handelen in de wereld. Overal in de natuur en de kosmos zien we dit principe weerspiegeld: de maanfasen, seizoenen, dag en nacht. Ook biologische ritmen zoals hartslag, ademhaling en hersengolven. Ook mondiaal gezien het opkomen en verdwijnen van beschavingen, ideeën en tijdperken. De hermetische denker leert om te denken: Wat opkomt, zal neerdalen. Wat verdwijnt, zal opnieuw verschijnen in nieuwe vorm. Samenvattend beschrijft het principe van ritme de onvermijdelijke slingerbeweging die aanwezig is, zowel op kosmisch, psychologisch, moreel en spiritueel vlak. Inzicht in dit ritme helpt je om met meer wijsheid, evenwicht en souplesse door het leven te bewegen. Het leert je dat tijdelijkheid geen zwakte is, maar een uitdrukking van een grotere harmonie en dat meesterschap betekent dat je in het centrum moet blijven terwijl de slinger zwaait.

6e Het principe van oorzaak en gevolg is het zesde hermetische principe en luidt: “Elke oorzaak heeft haar gevolg; elk gevolg heeft zijn oorzaak; alles gebeurt volgens de wet; toeval is slechts een naam voor een onbekende wet; er zijn vele niveaus van oorzaak, maar niets ontsnapt aan die Wet”. Dit principe stelt dat alles in het universum onderworpen is aan wetmatigheid. Niets gebeurt willekeurig of zonder reden. Wat wij toeval noemen, is slecht een effect waarvan de oorzaak ons nog niet bekend is. Elk verschijnsel, elke handeling, elk gevolg komt voort uit een andere oorzaak en is zelf weer een oorzaak voor iets anders. Hermetisch denken is niet dualistisch, maar ziet het universum als één levend systeem waarin alle niveaus met elkaar zijn verbonden door wetmatigheid. Die wet heet hier de Wet van Oorzaak en Gevolg. Deze visie sluit aan bij de causaliteitsleer van Aristoteles, waarin elke verandering een oorzaak vereist. Ook bij de Stoïcijnse logica, waarin het universum één rationele orde is (Logos) waarin niets zinloos of toevallig gebeurt. Ook in de boeddhistische karmaleer, waarin alles wat men ervaart (in dit leven of een ander) een gevolg is van vroegere handelingen, gedachten en intenties. In al deze systemen is vrijheid niet de afwezigheid van oorzaak, maar bewustwording van de oorzaak-kracht in jezelf. Volgens het Kybalion zijn de meeste mensen “slachtoffers” van oorzaak en gevolg. Ze reageren automatisch op externe gebeurtenissen, omstandigheden, impulsen of gewoonten. Ze worden bewogen in plaats van zelf bewegend te zijn. De ware meester leert om niet te reageren, maar om te anticiperen en te initiëren. Om bewuste oorzaken te herleiden om gewenste gevolgen te creëren. Om niet onderworpen te zijn aan lagere wetmatigheden, maar zich te verheffen tot hogere. “De wijzen dienen de wet, zij overtreden haar niet “, dat wil zeggen: zij werken mét de wet, vanuit inzicht, niet tegen haar in onwetendheid. Op mentaal en emotioneel vlak betekent dit dat elke gedachte welke je herhaaldelijk denkt, een gemoedstoestand veroorzaakt. Elke overtuiging leidt tot een patroon van gedrag. Wat je vandaag ervaart is het gevolg van wat je eerder hebt gevoed in bewustzijn en het zaad van wat nog komen gaat. Daarom is innerlijk werk geen abstract ideaal, maar een causaal instrument: wie zijn binnenwereld bewust vormt, beïnvloedt zijn buitenwereld. In het hermetisme heeft dit principe ook een magische implicatie: Wie zich afstemt op hogere oorzaken, zoals universele liefde, waarheid of wil, kan de lagere oorzaken transformeren. Dit kan gebeuren door gebed, intentie, visualisatie en affirmatie (versterkende gedachte, wat je graag wil zijn). Dit zijn manieren om op subtiel niveau oorzaken te zaaien die op termijn werkelijkheid worden. De mens wordt zo een mede creator en geen speelbal van het lot. Het hermetisch principe lijkt op het concept van karma, doch met een belangrijk verschil in accent: Karma wordt gezien als een passieve terugslag ( oorzaak naar gevolg), het hermetisme benadrukt dat je via bewustzijn boven bepaalde causale ketens kunt uitstijgen. Bijvoorbeeld: Een instinctieve impuls kan leiden tot lijden als gevolg van onbewuste oorzaak. Maar via reflectie, discipline en inzicht kun je een andere keuze maken en zo een nieuwe keten van oorzaken in gang zetten. Zo ontstaat vrijheid niet door de wet te negeren, maar door haar te kennen en te hanteren. Samenvattend stelt het principe van Oorzaak en Gevolg dat het universum een samenhangend wetmatig systeem is waarin niets toevallig gebeurt. Alles komt voort uit eerdere oorzaken en alles wat we doen of denken zet gevolgen in beweging. Spiritueel gezien is dit principe een uitnodiging tot innerlijke verantwoordelijkheid en bewust creëren. Want wie de wet kent en toepast, wordt niet langer geregeerd door omstandigheden, maar wordt zelf een bewuste oorzaak van verandering.

7e Het principe van Geslacht (Gender) is het zevende hermetische principe en is een van de meest gelaagde en symbolisch rijkste van de zeven hermetische principes. De kern van dit principe is: “Geslacht is in alles; alles heeft mannelijke en vrouwelijke principes; geslacht openbaart zich op alle niveaus. Het gaat hier niet primair om biologische geslacht of sociale genderrollen, maar om kosmische krachten of archetypen die in alles werkzaam zijn. Het mannelijke staat symbool voor actie, scheppingskracht, gerichtheid, bewustzijn, zaaiing en idee. Het vrouwelijke staat symbool voor ontvankelijkheid, vorming, beleving, groei, koestering en manifestatie. Samen vormen deze twee principes een creatieve polariteit, een dynamische spanning waarin alle leven ontstaat en zich ontvouwt. Deze polariteit is overal aanwezig, van atomen tot relaties, van gedachten tot sterrenstelsels. In Plato’s denken vinden we een vergelijkbare dynamiek: de Idee (logos, mannelijk) vormt zich pas wanneer zij belichaamd wordt in de materiële wereld (hulè, vrouwelijk). De ziel zelf is de schakel tussen deze twee sferen, verlangend naar het hogere en toch verbonden met het lagere. Het taoïsme biedt misschien wel de zuiverste parallel: Yang is het mannelijke principe, van hemel, dag, beweging en actie. Yin is het vrouwelijke, van aarde, nacht, rust en ontvankelijkheid. Hun voortdurende dans creëert de Tao, de weg van het leven. In tegenstelling tot Westerse dualistische ideeën zijn yin en yang niet in strijd, maar complementair, elk bevat het zaad van de andere. Carl Gustav Jung beschrijft in elk individu een innerlijke tegenpool: de animus (mannelijk archetype in de vrouw) en de anima (vrouwelijk archetype in de man). Ware individuatie ontstaat wanneer deze aspecten in evenwicht zijn. Een idee dat Jung deels baseerde op alchemistische en hermetische bronnen. Voor jezelf betekent dit principe dat persoonlijke groei pas volledig wordt wanneer je beide aspecten cultiveert. Kracht én overgave, analyse én intuïtie, daadkracht én ontvankelijkheid. In relaties wijst het op het belang van interne balans boven uiterlijke projectie: een gezonde relatie ontstaat niet door afhankelijkheid van de ander, maar door innerlijke polariteit in harmonie. In ethisch opzicht nodigt het principe uit tot het overstijgen van zwart-witdenken, door het omarmen van schijnbare tegenstellingen als bronnen van creatie. In de hermetische filosofie is ware schepping altijd het resultaat van de vereniging van het mannelijke en vrouwelijke principe binnen de mens zelf. Dit wordt soms aangeduid als de “heilige bruiloft” (hieros gamos), een mystiek huwelijk in de ziel waarin polariteiten versmelten en innerlijke eenheid ontstaat. Vergelijkbaar hiermee is in de alchemie het proces van coniunctio oppositorum, het samenvallen van de tegendelen, hier vertaald als de vereniging van tegenstellingen, het moment waarop de alchemist niet alleen goud zoekt in de materie, maar in zichzelf. Samenvattend is het principe van geslacht geen dogma over gender, maar een universele wet van creatie, balans en transformatie. Het nodigt uit tot een filosofie die niet streeft naar dominantie van het ene over het andere, maar naar integratie van schijnbare tegenstellingen als weg naar wijsheid en heelheid.

Hoewel het boek beweert gebaseerd te zijn op oude hermetische wijsheid, is het sterk beïnvloed door moderne esoterie, zoals het New Thought gedachtegoed en het occultisme van de 19e en vroeg 20e eeuw. Het heeft op zijn beurt weer een grote invloed gehad op latere spirituele bewegingen, zoals de New Age en bewegingen omtrent zelfhulp en bewustzijnsontwikkeling. Boeken als The Secret (Rhonda Byrne) en andere werken over positief denken en persoonlijke kracht bevatten indirect elementen van het hermetisch denken van de Kybalion.


J.J.v.Verre.


Wet van het Al


in de stilte voorbij het denken

waar geen vorm durft te zijn

fluistert een stem van weten

diep verscholen in mijn brein


het is geest zo klinkt het woord

geen ster noch planeet die stoort

geen gedachte, trilling of droom

geboren in de spuwende stroom


zo boven, zo beneden spiegelspel

de oceaan reflecterend in één cel

het heelal dat liefdevol bemint

streelt als de adem van de wind


geen rust, slechts dans en lied

waar alles trilt, geen stilstand ziet

in dat eeuwige ritme, wet na wet

waar een ziel haar koers verzet


twee handen als een kracht

dag en nacht, liefde en macht

wie het midden weet te zien

ontwaakt voorbij karma misschien


de slinger wiegt, tijd beweegt

wet van ritme die niets vergeeft

maar wie omhoog klimt is vrij

danst boven het cyclisch getij


gender in al wat leeft en stroomt

brenger van dat wat nooit droomt

Shakti en Shiva, in liefde verweven

scheppen het wiel van eeuwig leven


zo staat de wijze, stil en zacht

zonder zwaard, met licht en kracht

hij kent de wetten, buigt ze niet

maar zingt vrij het innerlijk lied


o, Kybalion, sluier van het Al

steek met je oer verhaal van wal

geen dogma, maar een sleutel klein

die opent wat ik zelf moest zijn


J.J.v.Verre.


Bronvermelding:

- De Kybalion, hermetische filosofie. Nederlandse editie. ISBN 9798394334306.


donderdag 15 mei 2025

Levenloos.

 

- Levenloos is de stilte van het universum, waaruit het leven nog niet is ontwaakt.


Levenloos verwijst naar een staat waarin geen leven aanwezig is. Het kan zowel letterlijk als figuurlijk worden opgevat. Letterlijk betekent levenloos iets dat geen biologische activiteit of vitaliteit heeft, zoals objecten (een steen of een tafel) of organismen die zijn gestorven. Het beschrijft dan de afwezigheid van lichaamsfuncties zoals ademhaling, hartslag of reflexen. Figuurlijk kan levenloos een gevoel of sfeer beschrijven, zoals het gebrek aan energie, passie of dynamiek in een persoon, situatie of omgeving. Een stad kan levenloos worden genoemd als het gebrek aan activiteit en levendigheid vertoont. Wat levenloos is, benadrukt vaak wat leven juist kenmerkt.

Het concept levenloos roept sterke beelden op van stilte, een staat van stilstand waarin energie en vitaliteit ontbreken. In een wereld vol beweging lijkt levenloosheid op gespannen voet te staan met onze natuurlijke neiging tot dynamiek en verandering. Maar is “levenloos” werkelijk een absolute leegte, of draagt het juist een vorm van symbolische betekenis? Levenloosheid kan meer zijn dan slechts een fysieke toestand. Het kan een emotionele ervaring vertegenwoordigen, een gevoel van disconnectie, vervreemding of het verlies van passie. Momenten van levenloosheid bieden de ruimte voor reflectie, een kans om te observeren zonder invloed en om stil te staan bij wat ons werkelijk drijft. Een object zonder leven kan een verhaal dragen; het verleden vasthouden in een vorm, een kleur, een textuur, het wordt een stille getuige van wat ooit was. In tegenstelling tot de schijnbare kilheid van levenloosheid, kunnen we ontdekken dat het een onmisbare tegenpool is van levendigheid. Het geeft contrast, betekenis en waarde aan alles wat beweegt, voelt en groeit. De spanning tussen levenloos en levend is wat ons begrip van vitaliteit verdiept en laat ons de fragiliteit en de veerkracht van het leven koesteren.

Levenloosheid wordt vaak afgebeeld in kunst en literatuur als een symbool van stilstand, verval, of het verlies aan vitaliteit, maar ook als een diepere reflectie op existentiële thema’s zoals vergankelijkheid, eenzaamheid, of de grens tussen leven en dood. In de kunst zichtbaar als de stillevens, de kunststroming van de Gouden Eeuw, waar levenloze objecten, zoals bloemen, schedels en omgevallen glazen werden gebruikt om thema’s van sterfelijkheid en vergankelijkheid te verbeelden. Deze werken, vaak bekend als vanitas, herinneren de kijker aan de tijdelijke aard van het leven. Moderne kunstenaars gebruiken leegte, gebrek aan kleur of minimale beweging om een gevoel van levenloosheid te creëren. Zoals verstilde landschappen, die vaak eenzaamheid en isolatie uitstralen. Ook tonen fotografie en schilderkunst vaak vervallen gebouwen, ruïnes en verlaten ruimtes, een esthetiek die levenloosheid benadrukt en tegelijkertijd de schoonheid van verval vastlegt. In de literatuur kunnen levenloze objecten zoals spiegels, grafstenen of verlaten huizen, een metaforische lading dragen. Ze kunnen fungeren als tekens van het verleden, verlies of een stilstaande tijd. Levenloosheid kan in de innerlijke wereld van personages worden verkend, bijvoorbeeld door apathie, gebrek aan passie of het gevoel “dood van binnen“ te zijn. Klassieke schrijvers zoals Frans Kafka en Albert Camus verwerken deze thema’s in hun werk om de absurditeit van het bestaan te benadrukken. In dystopische verhalen wordt de omgeving vaak levenloos gemaakt, zoals uitgestrekte woestijnen, uitgestorven steden, om de ondergang van menselijkheid en hoop te symboliseren. Vaak is hier sprake van een autoritaire staat, die zijn burgers controleert met geavanceerde technologie en waarbij mensen niet meer zelf mogen beslissen over hun leven. De hoofdpersoon in zo’n verhaal rebelleert, ontdekt dat er iets goed mis is en probeert een vorm van vrijheid weer te herstellen. De kracht van levenloosheid in kunst en literatuur ligt in zijn vermogen om te prikkelen, te reflecteren en emoties op te roepen. Het maakt ons bewust van wat het betekent om te leven, door te contrasteren met wat verloren is.

Levenloosheid wordt in verschillende culturen op diverse manieren weergegeven, vaak verweven met hun unieke wereldbeeld, spirituele overtuigingen en artistieke tradities. In de Zen filosofie in Japan, wordt levenloosheid soms geassocieerd met eenvoud en leegte, wat in de Japanse kunststromingen zoals wabi-sabi tot uiting komt. Voorwerpen of landschappen die imperfect en vervallen zijn, dragen een serene schoonheid en reflecteren de vergankelijkheid van het leven. Ook in de Chinese schilderkunst symboliseert leegte in een kunstwerk, zoals lege ruimtes in traditionele landschappen, stilte en balans. Het levenloze wordt niet altijd gezien als “afwezigheid”, maar als een essentieel onderdeel van het geheel. In de Westerse tradities, bestaat het symbolisme in de christelijke kunst uit de eerder genoemde levenloze objecten zoals schedels, kruizen of verlaten graven, die worden gebruikt om sterfelijkheid en de overgang naar een spiritueel leven uit te drukken. In de gotische architectuur kunnen donkere, stille ruimtes een sfeer van introspectie en het sublieme oproepen. In de romantiek werden ruïnes vaak gebruikt als een melancholische verwijzing naar vergane glorie en de cycli van opkomst en verval. In sommige Afrikaanse tradities worden levenloze objecten, zoals maskers of beelden, vaak gezien als dragers van spirituele krachten. Hoewel ze fysiek stil kunnen zijn, wordt aangenomen dat ze een diepere aanwezigheid en betekenis hebben. In de inheemse culturen van Amerika worden levenloze elementen zoals stenen of bergen vaak gezien als dragers van eeuwenoude wijsheid en als onderdeel van een levend ecosysteem. Deze visie ziet levenloosheid niet als afwezigheid van leven, maar als een ander soort energie. Culturen wereldwijd hebben ook moderne interpretaties ontwikkeld, zoals in technologiegedreven kunst of installatiekunst, waarin stilstand en levenloosheid worden gebruikt om te reflecteren op de menselijke relatie met vooruitgang en duurzaamheid. Elke cultuur heeft zijn eigen manier om levenloosheid te benaderen, waarbij het vaak dient als een spiegel voor grotere filosofische vragen.

In de hermetische filosofie, gebaseerd op de esoterische tradities toegeschreven aan Hermes Trismegistus, wordt het concept “levenloos” fundamenteel anders benaderd dan in het materialistische wereldbeeld. Centraal staat het principe dat alles in het universum bezield en met elkaar verbonden is, zelfs ogenschijnlijk levenloze materie. Alles is Geest, is het Hermetische principe van Mentalisme. “Het Al is geest; het Universum is mentaal”. Geen echte levenloosheid: Wat wij als “dood” of “levenloos” beschouwen, zoals stenen, metalen en aarde, is in wezen een lagere vibratie van bewustzijn. Vergelijkbaar met panpsychisme: Zelfs een steen heeft een rudimentaire “geestelijke “ essentie, omdat alles voortkomt uit dezelfde goddelijke Bron(Het Al). Het tweede hermetische principe stelt dat er een analogie bestaat tussen alle niveaus van bestaan. Mineralen hebben een “slaapbewustzijn “. In de hermetische alchemie worden metalen gezien als “slapende entiteiten “, die kunnen transmuteren (bv. lood naar goud, symbolisch voor spirituele veredeling). Alles evolueert en levenloze materie is een stadium in deze cyclische evolutie van zielen. Van mineralen naar planten, naar dieren, naar mensen, naar goden. De “anima mundi “, de universele levenskracht die door alle dingen stroomt, inclusief stenen en metalen. Alchemisten werkten niet alleen met fysieke stoffen, maar vooral met hun spirituele essentie ( zoals het oplossen van het grove in het subtiele). De hermetische magie gaat ervan uit dat alle objecten een zekere energie of geest bevatten. Levenloze voorwerpen kunnen worden bezield door er intentie en kosmische krachten aan te verbinden (talismannen en symbolen). Tevens bestaat er een traditioneel geloof in wezens verbonden aan aarde, stenen (gnomen), water (ondines), bomen(dryaden) of wind (sylfen) etc. Een wezen die bij een steen hoort, is verbonden met de spirituele of energetische kern van die steen. Concluderend mag je zeggen dat levenloosheid een illusie is binnen het Hermetisme. Er bestaat geen ware scheiding tussen levend en levenloos, is een kwestie van dichtheid van bewustzijn. Wat wij als levenloos zien, is óf een vorm van “slaapbewustzijn” (mineralen), of een manifestatie van dezelfde goddelijke energie (Geest), in tragere frequentie. Dit perspectief nodigt uit tot heilige verwondering.

In het boeddhisme wordt het concept “levenloos “ niet als absoluut gezien, maar eerder als een relatief en afhankelijk verschijnsel binnen de dynamische werkelijkheid van onderlinge verbondenheid en leegte. De boeddhistische filosofie benadrukt dat alle fenomenen (dharma’s) afhankelijk ontstaan en vergankelijk zijn. Alles is onderhevig aan verandering. Een rots erodeert, water stroomt, zelfs “levenloze “dingen zijn in flux en dus niet statisch dood. In sommige boeddhistische tradities (bv. Tibetaans of Japans Shinbutsu-shūgō ) worden natuurlijke objecten, zoals bergen en rivieren, gezien als bezield door geesten. Hoewel het boeddhisme geen ziel erkent, is bewustzijn een stroom die zich manifesteert in verschillende gradaties. Geen bewustzijn in levenloze materie? Strikt genomen hebben stenen geen opzettelijk bewustzijn, maar ze zijn wel onderdeel van hetzelfde causale netwerk. In de Mahayana visie wordt de onderlinge doordringbaarheid van alle dingen benadrukt, een steen is een expressie van het alomvattende Dharmadhatu ( universum als geheel). Net zoals een “zelf “ een illusie is, is de categorie “levenloos” een conventionele waarheid, geen ultieme. De zen benadering over bergen en rivieren als de Boeddha natuur, alle verschijnselen zijn manifestaties van verlichting. Omdat alles met elkaar verbonden is, heeft zelfs omgang met levenloze dingen consequenties: Vernietiging van natuur, door bv. Mijnbouw, wordt gezien als schadelijk vanwege onderlinge afhankelijkheid. Ook bestaat er mindfulness voor materialen. In de Theravada wordt monniken geleerd om zuinig te zijn met levenloze dingen (bv. Gewaden), omdat hebzucht voortkomt uit gehechtheid aan vormen. Concluderend is levenloosheid een illusie van Separatie. Het boeddhisme ontkent niet dat een steen anders is dan een mens, maar benadrukt dat: Alles onderling afhankelijk is, alles vergankelijk en leeg van vaststaande identiteit is en zelfs schijnbaar levenloze dingen een rol spelen in het web van karma. Meditatie op een steen kan inzicht geven in vergankelijkheid of leegte, hij is nooit volledig dood, maar altijd in relatie tot het geheel.

In het hindoeïsme wordt het concept “levenloos “ niet als absoluut gezien, maar als een relatief verschijnsel binnen een bezield en goddelijk universum. De hindoeïstische visie is diep geworteld in principes als Brahman (Het Al) en Atman ( de individuele ziel), waardoor zelfs ogenschijnlijk levenloze objecten een spirituele dimensie hebben. Volgens de Advaita Vedanta filosofie is alle materie een manifestatie van Brahman (de ultieme werkelijkheid). Een steen, berg of rivier is niet dood, maar een tijdelijke vorm van het Goddelijke. Brahman is werkelijk, de wereld is schijn, de ziel is niets anders dan Brahman. Het is in deze filosofie vergelijkbaar met panpsychisme, zelf een steen heeft een latent bewustzijn, omdat alles doordrongen is van Brahman. Alles heeft bewustzijn, zoals in de filosofie van Sāmkhya. Twee realiteiten Purusha (bewustzijn) en Prakriti (materie). In deze filosofie is levenloze materie niet dood, maar een potentieel bewuste kracht die wacht op interactie met zuiver bewustzijn. Een kristal reflecteert licht, symbolisch voor latent bewustzijn. Er bestaat een heiligheid van de “levenloze” natuur. De Ganges is de godin Ganga, de Himalaya wordt vereerd als Himavat, de vader van Parvati. Shaligram stenen (fossielen) zijn manifestaties van Vishnu. Ook levenloze beelden worden in de puja (aanbidding) bezield door rituele consecratie (Prana Pratishtha), waardoor ze een levende aanwezigheid van de godheid worden. Reïncarnatie (Samsara) omvat niet alleen mensen en dieren, want in het Jainisme, dat sterk verwant is aan het hindoeïsme, kunnen zielen zich tijdelijk manifesteren in levenloze vormen, zoals in aarde, water en lucht. Concluderend kunnen we zeggen dat het hindoeïsme gradaties erkent in bewustzijn, maar verwerpt het idee van volledige levenloosheid. Mineralen hebben een slapend bewustzijn. Planten hebben een reactief bewustzijn. Mensen en dieren hebben een zelfbewust bewustzijn. Goden zijn alwetend bewustzijn.

In de christelijke traditie wordt het begrip “levenloos “ vaak in verband gebracht met de afwezigheid van spirituele of goddelijke aanwezigheid. Christelijke spiritualiteit benadrukt juist de levendigheid van het geloof en de verbinding met God als een bron van bezieling. Daarnaast speelt de joods-christelijke traditie een rol in de manier waarop mensen betekenis geven aan het leven en de dood. In sommige interpretaties wordt het levenloos zijn niet alleen als een fysieke toestand gezien, maar ook als een spirituele leegte of een gebrek aan geloof. In het christelijk denken wordt bewustzijn meestal gekoppeld aan levende wezens, vooral mensen, die volgens de bijbel naar Gods beeld zijn geschapen. Levenloze materie, zoals stenen en water, wordt doorgaans niet gezien als iets dat bewustzijn heeft. Toch zijn er ook filosofische en mystieke stromingen binnen het christendom die speculeren over een een bredere vorm van bewustzijn.

In de islamitische cultuur wordt het concept van levenloosheid vaak gezien in relatie tot de schepping en de almacht van Allah. Alles in het universum, inclusief levenloze objecten, wordt beschouwd als onderdeel van Allah’s schepping en onderworpen aan zijn wil. Het heelal en alles wat erin bestaat, inclusief levenloze materie, gehoorzamen aan de wetten die door Allah zijn vastgesteld. Levenloze objecten worden niet als betekenisloos beschouwd; ze maken deel uit van een harmonieus geheel dat de grootheid en eenheid van Allah weerspiegelt. In de islam wordt benadrukt dat alles in het universum een doel heeft, zelfs als dat doel niet direct zichtbaar is voor de mens. Dit perspectief benadrukt de verbondenheid van alle dingen en de rol van Allah als de schepper en beheerder van het universum. Het geloof in de eenheid van Allah (tawheed) speelt hierin een centrale rol.

In de New Age filosofie wordt het concept van “levenloos” vaak anders benaderd dan in traditionele opvattingen. New Age denken is gebaseerd op een holistisch wereldbeeld, waarin alles met elkaar verbonden is en een vorm van energie of bewustzijn bevat. Volgens deze visie is er geen strikte scheiding tussen wat “levend” en “levenloos” is. Zelfs objecten of elementen die traditioneel als levenloos worden beschouwd, zoals stenen of water, worden gezien als dragers van energie en mogelijk bewustzijn. Dit idee sluit aan bij het geloof in de eenheid van mens, natuur en kosmos, dat centraal staat in de New Age beweging.


Het concept “levenloos” wordt in verschillende spirituele filosofieën vaak niet letterlijk opgevat als iets zonder betekenis of waarde. In plaats daarvan wordt het vaak gezien als een essentieel onderdeel van het universum en een manifestatie van het goddelijke. Zelfs inanimate objecten worden soms beschouwd als goddelijke manifestaties (zoals in het hindoeïsme). Waarbij levenloze elementen, zoals stenen en water, een rol spelen in de harmonie van het universum, zoals we hebben gezien in de Indiase filosofie. Ze worden gezien als een symbool van stabiliteit en continuïteit en dragen bij aan de spirituele balans. In bredere spirituele en filosofische contexten wordt het levenloze vaak verbonden met de zoektocht naar zingeving en de relatie tussen materie en geest. Het kan het een reflectie zijn van de vergankelijkheid van het leven en een uitnodiging om dieper na te denken over de essentie van bestaan.

Levenloos is de stilte van het universum, waaruit het leven nog niet is ontwaakt. Levenloos is de rust van een rots die miljoenen jaren onaangeroerd blijft. Het is het ondoordringbare mysterie van stervend licht in een ster. Het geduldig wachten van zandkorrels aan een verlaten kust. Hoewel levenloos zonder ziel lijkt, herbergt het een onderliggende betekenis, als potentieel voor transformatie, een schakel in een groter geheel, waar het levende en het levenloze elkaar constant beïnvloeden. Ik ben jij en jij bent mij. Wij zijn zij, met ons erbij.


J.J.v.Verre.

zaterdag 10 mei 2025

Pythagorese filosofie.

 

             - Buste van Pythagoras, Museo Capitolino, Rome.



De naam Pythagoras roept bij velen direct beelden op van wiskundige formules en rechte hoeken. Toch was deze presocratische denker uit de zesde eeuw v. Christus méér dan een briljant wiskundige. Hij was een filosoof, mysticus, hervormer en spiritueel leraar. Zijn leer, die door zijn volgelingen werd voortgezet als de Pythagorese filosofie, laat zien dat filosofie niet enkel een intellectuele bezigheid is, maar een allesomvattende spirituele levenspraktijk.

Pythagoras zag de werkelijkheid als fundamenteel wiskundig van aard. “Alles is getal.” Deze uitspraak drukt een diepe spirituele overtuiging uit: dat het universum niet willekeurig is, maar gebouwd op een harmonieuze, kosmische orde die door de mens gekend kan worden. Elke getalsverhouding, elke wiskundige structuur weerspiegelt een hogere werkelijkheid, een goddelijke orde die door filosofische bespiegeling en oefening ontsluierd kan worden. Hierin ligt de sleutel tot zijn filosofie: de getallen zijn geen droge abstracties, maar symbolen van de kosmische harmonie, die ook in de mens zelf weerspiegelt wordt. Zo kan de mens worden gezien als een microkosmos in een kleine aardse wereld, die de grootsheid van de macrokosmos in zich draagt. Hierbij zijn micro- en macrokosmos elkaars spiegelbeelden. De macrokosmos is het grote geheel van het universum, de kosmos, de orde van sterren, planeten, natuurwetten en universele principes. De microkosmos is de mens, klein als lichaam, maar in wezen een weerspiegeling van dat grote geheel. Volgens deze gedachte zijn alle wetten, krachten en structuren die op kosmisch niveau bestaan ( zoals harmonie, orde, getalsverhoudingen, cycli) ook terug te vinden in de mens zelf, in zijn lichaam, geest, ziel of bewustzijn en zelfs in zijn spirituele ontwikkeling. Maar wat houdt dit nu concreet in? De menselijke ziel beweegt in cycli van groei, net als planeten in hun banen. De zeven chakra’s in de oosterse traditie of de zintuigen, vermogens en planetaire invloeden uit de westerse esoterie, corresponderen met de lagen of krachten van het universum. Het denken van de mens is in staat het universum te begrijpen, juist omdat het innerlijk al het patroon van het universum in zich draagt. Oftewel: Zoals boven, zo beneden ( volgens het Hermetisch principe). Pythagoras bedoelde hiermee dat de mens geen afgesneden, toevallig wezen is, maar een actief deel van de kosmische harmonie. Door zijn leven in lijn te brengen met die universele wetten, via ethiek, studie, muziek, stilte en oefening, kan hij de orde van het universum in zichzelf herstellen en uiteindelijk één worden met de goddelijke bron.

De Pythogoreeërs geloofden in de onsterfelijkheid van de ziel en haar reis door opeenvolgende levens. Deze zielsverhuizing was voor hen geen fatalistisch lot, maar een kans op morele en spirituele ontwikkeling. Elke incarnatie biedt de ziel de gelegenheid zich te zuiveren van haar aardse gehechtheid en dichter bij het goddelijke te komen. Deze zuivering (catharsis) gebeurt niet door geloof alleen, maar door levenslange oefening: ascese, meditatie, muziek, stilte, juist handelen. In dit opzicht lijkt de Pythagorese leer sterk op spirituele tradities uit India, waar yoga, karma en reïncarnatie centraal staan.

In tegenstelling tot de moderne academische benadering van de filosofie als theorie of analyse, beschouwden de Pythagorese filosofen deze filosofie als een levenskunst, een discipline die de mens helpt zijn ziel te zuiveren, harmonie te vinden en in overeenstemming te leven met het kosmische geheel. Hun filosofie was dus geen afgebakende intellectuele bezigheid, maar een spirituele oefening. Het gaat hierbij om zelfbeheersing, wijsheid zoeken en ethisch leven in dienst van de harmonie. Deze opvatting, later ook overgenomen door Plato en de Stoïcijnen, geeft filosofie een sacraal karakter: het is het pad van de ziel naar de goddelijke oorsprong.

De bekende Pythagorese ontdekking dat muzikale intervallen voortkomen uit eenvoudige getalsverhoudingen was voor hen geen puur muzikaal feit, maar een bewijs van universele harmonie. Muziek werd door hen gezien als een geneesmiddel voor de ziel: het herstellen van de innerlijke dissonantie door de buitenwereld af te stemmen op de orde van de kosmos. Dit idee van harmonie tussen lichaam, ziel, samenleving en universum is kenmerkend voor hun levensbeschouwing. Het roept op tot een holistische benadering van het leven waarin denken, voelen, handelen en zijn met elkaar verbonden zijn.

Samenvattend kunnen we zeggen dat de Pythagorese filosofie ons inspireert om verder te kijken dan cijfers en formules. Ze daagt ons uit om in de orde van het universum een spiegel van onszelf te zien en filosofie niet slechts te beschouwen als denken over het leven, maar als een oefening in het leven zelf. Een oefening in innerlijke harmonie, zuivering en groei naar het hogere goddelijke. In een tijd waarin filosofie vaak verengd wordt tot puur academisch denken, herinnert Pythagoras ons aan een vergeten waarheid. Namelijk dat ware wijsheid pas ontstaat wanneer hoofd, hart en ziel in harmonie samenwerken, wanneer filosofie niet alleen gedacht, maar geleefd wordt als een spirituele weg naar het eindeloze en eeuwige. De mystieke tocht naar de bron van alle zijn, de innerlijke pelgrimstocht naar het tijdloze, de bezielde reis naar het oneindige. Dan ontmoet de inmiddels verwarde ziel niet alleen het eeuwige licht, maar leidt de spirituele reis tevens naar de onvergankelijke waarheid. 


De zanger der stilte


in het begin geen woord

maar een getal

dat zong in leegte


een trilling

geen klank, maar orde

geen vorm, maar ritme

zo ontstond de wereld

als een harp gespannen

tussen hemel en aarde


Pythagoras luisterde

niet met oren, maar met ziel

hij hoorde

de muziek van vele sterren

de adem van planeten

die geen oor ooit ving


alles is getal, sprak hij

maar bedoelde

alles leeft in verhouding

jij, ik, licht en horizon

de pijn van de misstap

de zachtheid van wijsheid


hij leerde dat de ziel

een reiziger is

een vonk gevangen

in een lichaam van vlees

zoekend naar herinnering

aan de goddelijke bron


geen einde

maar cirkels van bestaan

elke daad een snaar

elke gedachte een toon


filosofie was geen boek

geen debat

het was een stil gebed

van het handelen

manier van lopen, zwijgen

een oefening in harmonie


leef zoals de sterren zingen

niet luid, maar zuiver

niet snel, maar helder

in de hemelse frequentie


wees een getal

in het grote lied

dat nooit ophoudt

te resoneren in de kosmos

maar zich steeds herhaalt

tot het gehoord wordt


J.J.v.Verre.


donderdag 1 mei 2025

Zelfzuchtigheid.

 

  - Zelfzuchtigheid, zoals Cavaggio dat zou hebben geschilderd.


Zelfzuchtigheid, ook wel egoïsme of egocentrisme genoemd, is een gerichtheid op het eigenbelang, waarbij weinig tot geen aandacht is voor de behoeften, gevoelens of rechten van anderen. Het gaat verder dan gezonde zelfzorg en wordt vaak gezien als een negatieve eigenschap die de sociale harmonie verstoort. Kenmerkend voor zelfzuchtigheid is dat prioriteit aan eigen verlangens wordt gegeven. Altijd eerst eigen behoeften vervullen, zelfs als dat ten koste gaat van anderen. Bijvoorbeeld beslissingen nemen zonder rekening te houden met de gevolgen voor anderen. Gebrek aan empathie, moeite hebben om zich in te leven in anderen of hun perspectief te erkennen. Door een vriend in nood te negeren omdat het even niet goed uitkomt. Ook manipulatief gedrag wordt aangewend voor persoonlijk gewin, zonder wederkerigheid. Door vriendelijkheid te veinzen om iets van de ander gedaan te krijgen. Het afwezig zijn van een schuldgevoel. Geen spijt tonen wanneer anderen benadeeld worden door eigen handelingen. Behoefte aan bewondering, constant bevestiging eisen, zonder interesse in de ander. De behoefte aan bewondering is een psychologisch fenomeen waarbij iemand voortdurend externe bevestiging zoekt om zijn eigenwaarde te voelen. Het gaat verder dan af en toe een compliment waarderen, het is een “afhankelijkheid” van lof, aandacht of speciale behandeling om zich goed te voelen over zichzelf. Waar deze behoefte vandaan komt is meestal wel duidelijk. Mensen die diep van binnen twijfelen aan hun waarde, zoeken compensatie via bewondering van anderen. Iemand die als kind genegeerd werd, ontwikkelt later een drang om altijd “gezien” te worden. In extreme vorm hoort dit bij trekken van een narcistische persoonlijkheid: een opgeblazen zelfbeeld dat eigenlijk fragiel is en constant moet worden gevoed. Ook maatschappelijke druk, door sociale media (likes, volgers) en prestatiecultuur (succes=waardevol zijn), versterken deze behoefte. Sociale platforms zijn ontworpen om beloningscircuits in ons brein te activeren. Zelf presentatie wordt als merk beschouwd, mensen die bewust selecteren, vormgeven en beheren van wat je online deelt, om een specifiek beeld van jezelf te creëren. Net zoals een museumconservator kunstwerken kiest voor een tentoonstelling.

Zelfzuchtigheid en altruïsme zijn als twee tegenovergestelde polen van menselijk gedrag. Zelfzuchtigheid draait om het prioriteren van eigen belang, terwijl altruïsme juist gericht is op het welzijn van anderen, vaak zonder eigen voordeel. Interessant genoeg kunnen deze twee concepten elkaar aanvullen. Bijvoorbeeld, sommige psychologen stellen dat altruïsme niet geheel belangeloos is, omdat mensen vaak voldoening of waardering halen uit het helpen van anderen. Dit wordt soms “wederkerig altruïsme “ genoemd, waarbij het altruïstisch gedrag indirect voordelen oplevert voor de persoon die het vertoont. In sociale en ethische contexten wordt altruïsme vaak gezien als een nobele eigenschap, terwijl zelfzuchtigheid als negatief wordt ervaren. Toch kan een gezonde balans tussen beide belangrijk zijn. Zelfzorg en het stellen van grenzen, wat soms als zelfzuchtig kan worden gezien, zijn essentieel voor persoonlijke groei en welzijn. Zelfzuchtigheid en altruïsme worden in verschillende culturen vaak anders geïnterpreteerd, afhankelijk van sociale normen, religieuze overtuigingen en filosofische tradities. In veel westerse culturen wordt altruïsme vaak geprezen als een nobele eigenschap, terwijl zelfzuchtigheid als negatief wordt gezien.

Auguste Comte (1798-1857) introduceerde het concept van altruïsme als een ethische doctrine, waarbij hij stelde dat individuen een morele plicht hebben om anderen te helpen, zelfs ten koste van hun eigen belangen. John Stuart Mill (1806-1873), een filosoof en econoom, benadrukt dat altruïsme een essentieel onderdeel is van het maximaliseren van het algemene welzijn. Hij zag zelfzuchtigheid als een obstakel voor sociale harmonie. Immanuel Kant (1724-1804) zijn visie op altruïsme en zelfzuchtigheid is geworteld in zijn ethische theorie, die bekend staat als de categorische imperatief. Kant geloofde dat moreel handelen gebaseerd moet zijn op universele principes die voor iedereen gelden, ongeacht persoonlijke belangen of omstandigheden. Volgens Kant is een handeling moreel juist als deze voortkomt uit plicht en niet uit eigenbelang. Hij benadrukt dat altruïsme waardevol is wanneer het wordt gedreven door een gevoel van morele verplichting, in plaats van door een verlangen naar beloning of erkenning. Dit betekent dat echte altruïstische daden niet gemotiveerd mogen zijn door zelfzuchtige redenen, maar door respect voor de morele wet. Een van zijn bekende formuleringen van de categorische imperatief luidt: “Handel alleen volgens die maxime waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat het een algemene wet wordt “. Dit impliceert dat altruïstisch gedrag moreel verplicht is als het bijdraagt aan een rechtvaardige en harmonieuze samenleving. De maxime is in de filosofie van Kant het principe dat de aanzet geeft tot of ten grondslag ligt aan iemands handelen. Een maxime is een subjectief principe, dat gebaseerd is op wat het subject (het individu) wil. Kant maakt ook onderscheid tussen hypothetische imperatieven (handelingen gebaseerd op specifieke doelen) en categorische imperatieven ( handelingen die intrinsiek moreel zijn), waar altruïsme onder valt indien het wordt uitgevoerd zonder eigenbelang. Adam Smith (1723-1790), een van de grondleggers van de moderne economie, had een genuanceerde kijk op eigenbelang en altruïsme. Hoewel hij vaak wordt geassocieerd met het idee dat eigenbelang de drijvende kracht is achter economische vooruitgang, erkende hij ook de sociale en morele dimensies van menselijk gedrag. In de Theorie van de Morele Gevoelens benadrukt Smith dat mensen van nature empathisch zijn en zich bekommeren om het welzijn van anderen. Hij stelde dat morele oordelen voortkomen uit ons vermogen om ons in anderen te verplaatsen. Dit betekent dat eigenbelang niet puur egoïstisch is, maar vaak wordt getemperd door sociale en morele overwegingen. In zijn bekende concept “De Onzichtbare Hand “ beschreef Smith hoe individuen, door hun eigen belang na te streven, onbedoeld bijdragen aan het algemeen welzijn. Dit mechanisme werkt echter alleen binnen een context van rechtvaardigheid en sociale normen. Smith’s ideeën laten zien dat hij een diep begrip had van de complexiteit van menselijk gedrag. Hij zag eigenbelang en altruïsme niet als tegenpolen, maar als complementaire krachten die samen een harmonieuze samenleving kunnen bevorderen.

Friedrich Nietzsche (1844-1900) bekritiseerde altruïsme als een vorm van zelfverloochening en zwakte en benadrukte het belang van zelfverwezenlijking en het overstijgen van traditionele moraal. Nietzsche beschouwde altruïsme als een manier waarop mensen hun eigen kracht en potentieel onderdrukken. Hij zag het als een product van een “slavenmoraal “ waarbij zwakkere individuen waarden zoals zelfopoffering en nederigheid verheerlijken om de sterken te ondermijnen. Voor Nietzsche was de “wil tot macht “ een fundamentele drijfveer in het leven. Hij geloofde dat mensen hun eigen kracht en creativiteit moeten omarmen in plaats van zichzelf weg te cijferen voor anderen. Nietzsche pleitte voor een herwaardering van alle waarden, waarbij traditionele deugden zoals altruïsme opnieuw worden beoordeeld. Hij moedigt mensen aan om hun eigen waarden te creëren , gebaseerd op zelfverwezenlijking en persoonlijke groei. In zijn concept van de Übermensch beschreef Nietzsche een ideaal typemens dat boven traditionele moraal uitstijgt en zijn eigen waarden schept. Dit individu handelt niet uit altruïsme, maar uit een innerlijke kracht en creativiteit. Nietzsche’s ideeën zijn uitdagend en inspireren tot grondige analyse, maar zeker ook tot een zeer kritische beoordeling.

In de boeddhistische en hindoeïstische tradities wordt altruïsme vaak gekoppeld aan karma en verlichting. Zelfzuchtigheid wordt gezien als een obstakel voor spirituele groei.

In sommige Afrikaanse culturen speelt het concept van “Ubuntu “ een rol, wat betekent: “Ik ben omdat wij zijn “. Hier wordt altruïsme gezien als essentieel voor gemeenschapszin en harmonie. In veel inheemse culturen wordt altruïsme vaak verweven met respect voor de natuur en de gemeenschap. Zelfzuchtigheid kan worden gezien als een verstoring van de balans. In hedendaagse samenlevingen kan altruïsme soms worden geïnterpreteerd als strategisch, bijvoorbeeld in de vorm van wederkerig altruïsme, waarbij het helpen van anderen indirect voordelen oplevert. In de christelijke traditie wordt zelfzuchtigheid vaak geassocieerd met zonde en wordt tegenover altruïsme geplaatst. Liefde en opoffering, zoals de leer van Jezus over naastenliefde, worden als deugden beschouwd. In de esoterische tradities zoals het Rozenkruis en gnostiek denken wordt zelfzuchtigheid gezien als een illusie die de ziel afhoudt van haar ware bestemming. Anders gezegd: Uit esoterisch perspectief wordt zelfzuchtigheid vaak gezien als een misleidende kracht die de ziel afleidt van haar diepere, spirituele doel. In veel spirituele tradities wordt aangenomen dat de ware essentie van de ziel gericht is op verbondenheid, universele liefde en harmonie. Zelfzuchtigheid gericht op persoonlijke verlangens en materiële bezittingen, zou de ziel gevangen houden in een beperkte, illusoire werkelijkheid, waardoor ze haar ware potentieel niet kan realiseren. Het ego, dat zich bezighoudt met individuele identiteit, status en verlangens, kan gezien worden als een obstakel voor spirituele groei. Door het ego te overstijgen, door los te komen van egoïstische neigingen en zich te richten op iets groters, zoals mededogen, innerlijke wijsheid of een hogere spirituele werkelijkheid, zou de ziel haar ware bestemming kunnen bereiken. Alles draait om de overgang van een beperkt, op zichzelf gericht bestaan naar een ruimer bewustzijn dat zich één voelt met het universum. De New Age en andere moderne spirituele stromingen benadrukken dat zelfzuchtigheid niet per se negatief is, maar een vorm van zelfzorg kan zijn. Het idee van balans tussen geven en ontvangen wordt vaak benadrukt. Wel wordt die zelfzuchtigheid gezien als een obstakel voor spirituele groei en bewustwording. De beweging benadrukt dat een holistisch mens- en wereldbeeld, waarin alles met elkaar verbonden is en de mens deel uitmaakt van een grotere universele werkelijkheid. Zelfzuchtigheid, het egoïstisch nastreven van persoonlijke verlangens zonder rekening te houden met anderen, zou deze verbondenheid verstoren en de weg naar spirituele verlichting belemmeren. Dit betekent niet dat het individu zich volledig moet opgeven, maar eerder dat men zich bewust wordt van de illusie van af gescheidenheid en zich openstelt voor intuïtieve en gevoelsmatige benaderingen van het leven. Daarnaast worden goed en kwaad niet als absolute grootheden gezien, maar als krachten die in balans moeten worden gebracht om tot een groter geheel te komen. Dit betekent dat zelfzuchtige neigingen niet per se slecht hoeven te zijn, maar dat ze geïntegreerd moeten worden in een breder bewustzijn waarin compassie, harmonie en spirituele groei centraal staan.

Zelfzorg en zelfzuchtigheid liggen dicht bij elkaar, maar het verschil zit in de intentie en de balans. Zelfzorg is essentieel voor welzijn, het betekent dat je goed voor jezelf zorgt, grenzen stelt en je energie bewaakt. Zelfzuchtigheid ontstaat wanneer zelfzorg doorslaat en ten koste gaat van anderen. Zelfzorg kan omslaan in zelfzuchtigheid door gebrek aan empathie, door manipulatie, door een rationele onbalans of door het vermijden van verantwoordelijkheid. Een gezonde balans betekent dat je goed voor jezelf zorgt zonder anderen tekort te doen. Die gezonde balans heeft ook met liefde te maken. Zowel liefde voor jezelf als liefde voor de ander. Liefde kan een drijvende kracht zijn achter zowel zelfzorg als het geven aan anderen. Wanneer je goed voor jezelf zorgt, kun je ook beter liefde geven aan anderen. Zelfzorg helpt je emotioneel en fysiek in balans te blijven, wat relaties versterkt. Liefde creëert een gevoel van veiligheid en geborgenheid, wat essentieel is voor mentale en fysieke gezondheid. In gezonde relaties moedigen partners elkaar aan om goed voor zichzelf te zorgen, zonder dat het ten koste gaat van de ander. Liefdevolle relaties bieden een waardevolle vorm van sociale ondersteuning, wat helpt bij het omgaan met stress en tegenslagen. Liefde en zelfzorg versterken elkaar op een natuurlijke manier. Als zelfzuchtigheid zich verbindt met liefde kan zelfzuchtigheid evolueren naar een gezondere vorm van zelfliefde, waarbij iemand leert om liefde te geven zonder alleen te nemen. Ik zou dit transformatieve liefde willen noemen.


J.J.v.Verre.