Oswald Spengler (1880-1936)
Duits geschiedfilosoof en cultuurhistoricus.
De cyclus van de geschiedenis, zo zou je een beschouwing over de filosofie van Oswald Spengler kunnen benoemen. Oswald Spengler (1880-1936) deed de intellectuele wereld daveren met zijn magnum opus, “Der Untergang des Abendlandes “, in de vertaling: De Ondergang van het Avondland, dat verscheen in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog (1918-1922). Zijn filosofie is een monumentaal, somber en onorthodox systeem dat een radicaal ander perspectief biedt op de cultuurgeschiedenis. Het is geen lineaire vooruitgang, maar een tragische, cyclische herhaling van opkomst, bloei en onvermijdelijke ondergang.
Oswald Spenglers filosofie draait om het cyclische verval van beschavingen, waarbij hij de westerse cultuur als een stervende fase in een grotere historische cyclus beschouwt. Zijn werk is diepgaand, provocerend en doordrenkt van cultuurpessimisme. De kern van Spenglers denken is terug te brengen tot cultuur als organisme. Volgens Spengler zijn beschavingen geen lineaire voortzettingen van elkaar, maar organische entiteiten met een eigen geboorte, bloei en verval. Elke cultuur heeft een “ziel”: Spengler onderscheidt bijvoorbeeld de Apollinische (klassiek-Griekse), Magische (Arabisch-islamitische) en Faustische (westerse) cultuur. Deze zielen drukken zich uit in kunst, religie, wetenschap en politiek. Culturen sterven zoals organismen: Ze doorlopen een levenscyclus van ongeveer duizend jaar. De westerse cultuur, stelt Spengler, bereikte haar hoogtepunt rond 1800 en is sindsdien in verval.
Cyclisch denken versus vooruitgangsgeloof. Spengler keert zich tegen het verlichtingsidee van vooruitgang. Hij beschouwt de geschiedenis niet als een rationele opmars naar een betere toekomst, maar als een tragische herhaling van opkomst en ondergang. Techniek en rationaliteit zijn symptomen van verval. In zijn latere werk Der Mensch und die Technik stelt hij dat technologische vooruitgang de mens vervreemdt van zijn natuurlijke omgeving. Democratie en liberalisme zijn tekenen van culturele uitputting, niet van emancipatie. Dit is een kernzin in Spenglers cultuurkritiek en ze raakt aan zijn fundamentele visie op geschiedenis als een organisch proces van groei en verval. Wanneer Spengler stelt dat democratie en liberalisme tekenen zijn van culturele uitputting, bedoelt hij het volgende. Democratie als symptoom van civilisatie. Spengler maakt een onderscheid tussen cultuur en civilisatie. Cultuur is de creatieve, bezielde fase van een beschaving, het is een periode van religieuze diepgang, kunstzinnige bloei en filosofische vernieuwing. Civilisatie is de latere, uitgeputte fase, namelijk een tijd van rationalisering, technocratie, bureaucratie en massademocratie. In Spenglers ogen is democratie geen teken van vooruitgang, maar van het feit dat een cultuur haar innerlijke bezieling heeft verloren. Ze is overgegaan in een mechanisch systeem waarin geld, massa en techniek de dienst uitmaken. Spengler stelt dat liberale democratie in de praktijk vaak een plutocratie is, een heerschappij van geld en invloed. Zijn redenatie was de volgende: “Vrijheid van meningsuiting vereist toegang tot de pers en persvrijheid vereist bezit van de pers, wat weer een geldkwestie is.” Volgens hem zijn idealen als vrijheid, gelijkheid en mensenrechten vaak façade woorden die de werkelijke machtsstructuren verhullen. In plaats van een bezielde gemeenschap ontstaat een samenleving van individuen, gericht op consumptie, comfort en controle. Waar het moderne denken democratie en liberalisme ziet als emancipatie, als bevrijding van het individu, ziet Spengler ze als laatste stuiptrekkingen van een cultuur die haar creatieve kracht heeft verloren. De nadruk op rechten, rationaliteit en gelijkheid is volgens hem niet het begin van iets nieuws, maar het einde van iets ouds.
Spenglers denken is vormgericht, hij zoekt naar patronen, analogieën, symbolen die de innerlijke trilling van een cultuur zichtbaar maken. Zijn filosofie is diep historisch, maar ook mythisch, want hij spreekt over culturen als gestaltes die ademen, sterven en herinnerd worden.
Spirituele filosofieën, van Vedanta tot soefisme, van boeddhisme tot mystiek christendom, benaderen het bestaan als een veld van trilling, waarin het ik oplost en het Mysterie zich opent. Hier is geen nadruk op vorm, maar op dissolutie, afstemming en herinnering. Tijd is cyclisch, maar niet historisch en evolutie is innerlijk, niet maatschappelijk. In plaats van beschavingen als organismen, ziet de spirituele filosofie de mens als gestalte van bewustzijn, een drager van het goddelijke, het onuitgesproken. Waar Spengler culturen analyseert, lost de spirituele denker het ik op in het veld van Éón. Het veld van stilte, resonantie en herinnering. Ondanks hun verschillen delen Spengler en de spirituele filosofie enkele diepe raakvlakken:
- Cyclisch wereldbeeld. Beide zien tijd niet als lineair, maar als ritmisch, wederkerig en ademend.
- Ziel als dragende kracht. Spengler spreekt over cultuurzielen. De spirituele filosofie spreekt over de ziel als trilling. En beide erkennen een innerlijke dragende dimensie
- Symbolisch bewustzijn. Beiden hechten waarde aan mythe, ritueel, kunst als uitdrukking van het onzichtbare.
- Kritiek op rationalisme. Zowel Spengler als spirituele denkers verzetten zich tegen het idee dat alles verklaard kan worden. Zij zoeken naar intuïtieve, bezielde kennis.
De grootste verschillen zijn vormgericht versus vormloos. Spengler tekent de adem van beschavingen in vorm, de spirituele filosofie luistert naar de stilte waarin vorm verdwijnt. Beiden bewegen in het ritme van het Mysterie, de ene als Cultuurspiegelaar en de ander als gestalte van dissolutie. Wanneer het ik niet langer vraagt wie het is, maar luistert naar wat het draagt, wordt het een stilte waarin het Mysterie zichzelf herinnert. De reiziger die geen richting zoekt, maar ritme, vindt een pad dat zich opent in elke ademtocht. Wat verdwijnt in stilte, keert niet terug als vorm, maar als trilling die alles doordringt. Zelfs Spengler, die de adem van beschavingen in vorm tekende, kon niet ontsnappen aan het veld waarin elke gestalte uiteindelijk oplost tot trilling.
J.J.v.Verre.
Bronvermelding:
- Oswald Spengler, de filosoof die 100 jaar geleden onze ondergang voorspelde. Ype de Boer, Filosofie Magazine, 25 september 2017.
- De ondergang van het Avondland, Oswald Spengler, EAN 978902442093.
- Het Rijk van Éón, J.J.v.Verre,5 oktober 2025, levendgeheugen.blogspot.com

Geen opmerkingen:
Een reactie posten