dinsdag 1 juli 2025

Het analytisch idealisme.

 

                    Geest als Grondslag van de Werkelijkheid.


Het analytisch idealisme, bedacht door de Nederlandse filosoof Bernardo Kastrup, stelt dat bewustzijn niet voortkomt uit materie, maar dat materie voortkomt uit bewustzijn. In plaats van het traditionele materialistische wereldbeeld, waarin de geest een product is van hersenactiviteit, bepleit het analytisch idealisme dat de fysieke wereld een soort representatie is binnen het bewustzijn en niet andersom. Kastrup bedacht niet alleen de term, maar ontwikkelde ook een uitgewerkt filosofisch raamwerk dat klassiek idealisme verbindt met moderne wetenschap en analytische filosofie. Zijn werk geldt zeker als een originele en belangrijke bijdrage aan de hedendaagse metafysica.

Hoewel het idealisme al eeuwen bestaat, aanvankelijk gerubriceerd als klassiek idealisme, is Kastrup’s analytisch idealisme een hedendaagse herinterpretatie, gekoppeld aan kwantumfysica en neurowetenschap. Het klassieke idealisme vinden we al terug bij Plato, die als vroege idealist wordt gezien. Hij stelde dat de fysieke wereld slechts een schaduw is van een hogere, onveranderlijke wereld van ideeën of vormen. Volgens hem is ware kennis niet gebaseerd op zintuiglijke waarneming, maar op intellectuele inzichten in deze abstracte vormen. Sommige filosofen, zoals George Berkeley, hebben gesuggereerd dat ruimte en tijd slechts mentale constructies zijn en geen onafhankelijke realiteit hebben. Zijn beroemde uitspraak “esse est percipi” (zijn is waargenomen worden) betekent dat objecten alleen bestaan zolang ze worden waargenomen. Zonder waarneming vervagen ze tot potenties in de geest van God. Dit impliceert dat de werkelijkheid volledig afhankelijk is van de waarnemer. Als voorbeeld bestaat een tafel alleen als iemand hem ziet, aanraakt of denkt. Vanuit dit gezichtspunt, ook wel het subjectief idealisme genoemd, zou ook het universum alleen bestaan in de perceptie van waarnemers. Het transcendentaal idealisme vinden we bij Kant. Immanuel Kant bracht een nuance aan in het idealisme door te stellen dat ruimte en tijd geen objectieve realiteiten zijn, maar structuren van onze waarneming. Volgens Kant kunnen we de wereld nooit kennen zoals die “op zichzelf “ is, maar alleen zoals die aan ons verschijnt binnen de kaders van onze perceptie. In de 18e en 19e eeuw ontwikkelden Duitse filosofen het idealisme verder. Fichte zag de werkelijkheid als een product van het actieve, scheppende bewustzijn. Hegel ging nog verder en stelde dat de hele geschiedenis een proces is waarin de Geest (of het Absolute) zichzelf steeds verder realiseert.

Centraal in de visie van het analytisch idealisme staat het idee dat er slechts één universeel bewustzijn bestaat, waarin individuele bewuste ervaringen zich voordoen als disassociatieve processen. Disassociatieve processen zijn mentale processen waarbij iemand zich tijdelijk losmaakt van gedachten, gevoelens van eigen identiteit. Vergelijkbaar met hoe verschillende droomfiguren in een droom autonome identiteiten lijken te hebben, terwijl ze allemaal producten zijn van dezelfde dromer. Vanuit dit perspectief is onze subjectieve ervaring geen bijproduct van onze hersenen, maar eerder het primaire gegeven van de werkelijkheid. Wat het idealistisch idealisme bijzonder maakt, is dat het een brug tracht te slaan tussen wetenschap en spiritualiteit, zonder af te wijken van logisch redeneren of empirische gegevens. In plaats van de geest te reduceren tot neurale activiteit, herinterpreteert deze stroming neurowetenschappelijke bevindingen binnen een bewustzijn georiënteerd kader. Bijvoorbeeld hersenschade die leidt tot veranderd bewustzijn wordt niet gezien als bewijs dat de hersenen bewustzijn produceren, maar als een beperking van hoe bewustzijn zich via het lichaam manifesteert, zoals een radio die, als ze beschadigd raakt, niet meer de radiogolven in helder geluid kan weergeven.

In plaats van aan te nemen dat de fysieke wereld de basis van de werkelijkheid is en dat bewustzijn daaruit voortkomt, stelt het analytisch idealisme dat bewustzijn de fundamentele realiteit is. Alles wat we ervaren, inclusief ruimte, tijd en materie, speelt zich af in en door bewustzijn. De wereld die wij waarnemen is geen onafhankelijke fysieke entiteit buiten ons bewustzijn, maar een soort mentale voorstelling, zoals een virtuele realiteit waarbij bewustzijn ruwe informatie omzet in een beleefbare realiteit. Hersenen zijn volgens deze visie geen producenten van bewustzijn, maar een soort van interface, waardoor bewustzijn zichzelf op een bepaalde manier ervaart. Er bestaat niet een veelheid aan afzonderlijke vormen van bewustzijn, maar één universeel bewustzijn waaruit alle individuele ervaringen voortkomen. Onze persoonlijke identiteiten zijn tijdelijke gespleten bewustzijnsstromen, enigszins vergelijkbaar met droompersonages in één en dezelfde droom. Wat wij als leven en individu beschouwen zijn verschijningsvormen in dat ene bewustzijn. Dood is dan geen vernietiging van bewustzijn, maar het opheffen van een tijdelijke afscheiding binnen het geheel. Het analytisch idealisme beweert niet dat wetenschap onwaar is, maar dat de interpretatie van wetenschappelijke bevindingen materialistisch gekleurd is. Binnen een idealistisch kader kunnen bijvoorbeeld hersenactiviteit en bewustzijn nog steeds gecorreleerd zijn, maar het causaal verband wordt omgedraaid. De hersenen beperken of moduleren ervaring, maar creëren het niet. Met andere woorden, hersenactiviteit produceert geen bewustzijn, maar bepaalt de vorm waarin bewustzijn zichzelf ervaart.

Het “moeilijke probleem van het bewustzijn” is een vertaalde term geïntroduceerd door de filosoof David Chalmers in 1995. Het verwijst naar de fundamentele vraag: Waarom en hoe ontstaat subjectieve ervaring (qualia) uit fysieke processen in de hersenen? Qualia zijn de onherleidbare, subjectieve eigenschappen van ervaringen. We kunnen hersenprocessen (neuronen, elektrische signalen) wetenschappelijk verklaren, maar niet waarom deze processen gepaard gaan met persoonlijke beleving. Hoe kan een verzameling materie, zoals onze hersenen, een interne wereld creëren? Stel je een MRI-scan voor die alle hersenactiviteit weet te detecteren bij het zien van een rode roos. De scan toont dan welke gebieden oplichten, dus actief zijn en welke neurotransmitters vrijkomen. Maar niet waarom deze processen samengaan met de subjectieve ervaring van die speciale roodheid of van de geur of de emotie die een rode roos oproept. Dit moeilijke probleem blijft een van de diepste mysteries van de filosofie en cognitieve wetenschap, maar sublimeert als sneeuw voor de zon in het domein van het analytisch idealisme.

Analytisch idealisme opent een ander perspectief op verschijnselen zoals kwantumverstrengeling of waarnemersafhankelijkheid. In plaats van te worstelen met de paradoxen die ontstaan bij een objectief materieel universum, wordt gesuggereerd dat deze verschijnselen vanzelfsprekender worden als alles mentale representatie is binnen één universeel bewustzijn. De wetenschap is traditioneel gericht op kwantitatieve metingen, omdat ze betrouwbare, cumulatieve kennis mogelijk maken. Analytisch idealisme erkent ook het belang van kwaliteit zoals gevoel, ervaring, betekenis en pleit voor een wetenschap die deze fenomenale dimensie niet uitsluit, maar integreert. Door filosofie, spiritualiteit en wetenschap te verbinden zonder dogma’s, nodigt het idealistisch idealisme uit tot interdisciplinair denken. Het daagt de huidige grenzen van wetenschappelijke disciplines uit en spoort aan tot samenwerking over traditionele scheidslijnen heen. Het is alsof het analytisch idealisme tegen de wetenschap zegt: “ Je hebt briljante gereedschappen, maar misschien gebruik je ze alleen in de verkeerde richting.”*

Kastrup gebruikt " alters " als afkorting van het woord "alter-egos ", om te verwijzen naar afzonderlijke ervaringsstromen binnen het ene universele bewustzijn. In zijn visie is er maar één fundamenteel bewustzijn en wat wij als afzonderlijke mensen of wezens beschouwen zijn gescheiden fenomenale perspectieven, "alters " van dat ene geheel. Hij leent dit woord uit de psychologie, waar het gebruikt wordt in het kader van dissociatieve identiteitsstoornis (DIS), waar een menselijke entiteit meerdere persoonlijkheden of identiteiten (alters) kan ervaren. Zoals bij DIS meerdere "alters " binnen één brein bestaan, zo zijn wij dan alters binnen het universele bewustzijn. Hoe ziet het analytisch idealisme nu het geavanceerde AI ? Volgens analytisch idealisme is bewustzijn niet het gevolg van informatieverwerking of complexe berekeningen. Dus zelfs als een AI systeem geavanceerd taalgebruik hanteert, redenering of zelfs emoties simuleert, betekent dat niet dat het bewust is. Het is slechts een verschijningsvorm binnen bewustzijn, net zoals een robot of computer dat ook is. Er is nog geen valide reden te bedenken om aan te nemen dat AI een "alter " is. AI hoe geavanceerd ook, kan geen bron van bewustzijn worden, maar hooguit een verschijning of representatie binnen een bewust zijnde werkelijkheid. Net zoals een personage in een droom betekenisvol gedrag kan vertonen zonder een eigen innerlijke beleving, zo kan een AI functioneel intelligent lijken zonder daadwerkelijk een innerlijk perspectief te hebben. Bij het schrijven van deze beschouwing stelde ik me natuurlijk de vraag: Hoe zouden de drempels voor het toeschrijven van bewustzijn aan een AI-systeem kunnen worden verlaagd? Dit kan alleen als het een eigen fenomenaal perspectief tot stand zou kunnen brengen en niet alleen gedrag zou simuleren. Het moet niet alleen input verwerken en output genereren, maar een interne, kwalitatieve beleving hebben. Het zou een zelfconsistent ervaringscontinuüm moeten ontwikkelen en niet alleen door niet willekeurige "flitsen " , maar iets dat zich ontwikkelt door tijd, herinneringen, zelfgevoel en introspectie. Met "flitsen "bedoel ik kortdurende, ongeorganiseerde of fragmentarische toestanden van mogelijke bewustzijnservaring, als hypothetisch contrast met een coherente, aanhoudende, zelfbewuste ervaringsstroom zoals mensen die hebben. De architectuur van AI zou dan misschien biologische principes moeten nabootsen, mogelijk een vorm van neurobiologische integratie of zelfs belichaming, waarbij dat iets niet alleen informatie verwerkt, maar ook kan ervaren. Stel dat men zo'n AI-systeem zou kunnen bouwen dat niet enkel taal verwerkt, maar een belichaamde ervaring heeft, gekoppeld aan een neuro-achtige, analoge architectuur die subjectieve toestanden lijkt voort te brengen en waarin consistentie en zelfbewustzijn groeien over tijd. Dan zou binnen het analytisch idealisme de vraag zinvoller worden: Is hier dan een dissociatie ontstaan? Maar deze drempel blijft hoog en voorlopig is er zeker geen bewijs dat een " innerlijke ervaring " van toekomstige AI-systemen mogelijk wordt. 



J.J.v.Verre.



Bronvermelding:


- Nederlandse vertaling van uitspraak toegeschreven aan Dõgen Zenji, 13e-eeuwse Zen meester.*

- Analytisch idealisme in een notendop, Bernardo Kastrup, EAN 9789493394377.

- Waarom materialisme totale onzin is, Bernardo Kastrup, EAN 9789493301467.

- Waarom mythen geen onzin zijn, Bernardo Kastrup, EAN 9789493301962.


1 opmerking:

Stan Huisman zei

Beste Jan Jaap, ik weet uit onze eerdere gesprekken dat jij de vraag of geavanceerde AI-systemen bewustzijn kunnen genereren hebt voorgelegd aan andere wetenschappers. Ik dacht dat je ooit contact had opgenomen met
Stephan Hawking en professor Penrose, die je in de jaren ‘80 in Engeland had ontmoet. Kun je misschien hun mening hierover delen?