woensdag 18 juni 2025

Als tijd en ruimte niet bestaan.

 

                                  - Afbeelding van de melkweg.


Ruimte en tijd zijn fundamentele concepten die ons begrip van de werkelijkheid structureren. We meten afstanden in meters, kilometers, lichtjaren of zelfs plancklengtes afhankelijk van de context. We meten tijd in seconden, minuten, uren, dagen, jaren, maar ook in nanoseconden en plancktijd, afhankelijk van de precisie die we nodig hebben. In de natuurkunde wordt tijd vaak gezien als een dimensie, net als ruimte, die beweging en verandering mogelijk maakt. Maar als tijd niet zou bestaan, hoe zouden we dan spreken over oorzaak en gevolg, beweging of zelfs bewustzijn?

Dit is een diep filosofische en ook natuurkundige vraag. Als ruimte en tijd niet bestaan, zou dat een radicaal andere kijk vereisen op wat werkelijkheid is, wie wij zijn en hoe we ons verhouden tot alles om ons heen. Ik wil in deze beschouwing drie perspectieven belichten, namelijk de filosofische, de wetenschappelijke en de spirituele.

Allereerst het filosofische perspectief: De hypothese “Wat als tijd en ruimte niet bestaan “ raakt aan diepe filosofische debatten binnen de metafysica en epistemologie. De volgende invalshoeken zijn van belang om het filosofische dilemma te verkennen:

1e Het idealistische perspectief. Plato wordt vaak gezien als een vroege idealist. Hij stelde dat de fysieke wereld slechts een schaduw is van een hogere, onveranderlijke wereld van ideeën of vormen. Volgens hem is ware kennis niet gebaseerd op zintuiglijke waarneming, maar op intellectuele inzichten in deze abstracte vormen. Sommige filosofen, zoals George Berkeley, hebben gesuggereerd dat ruimte en tijd slechts mentale constructies zijn en geen onafhankelijke realiteit hebben. Zijn beroemde uitspraak “esse est percipi”(zijn is waargenomen worden) betekent dat objecten alleen bestaan zolang ze worden waargenomen. Dit impliceert dat de werkelijkheid volledig afhankelijk is van de waarnemer. Vanuit dit gezichtspunt, ook wel het subjectief idealisme genoemd, zou ook het universum alleen bestaan in de perceptie van waarnemers. Het transcendentaal idealisme vinden we bij Kant. Immanuel Kant bracht een nuance aan in het idealisme door te stellen dat ruimte en tijd geen objectieve realiteiten zijn, maar structuren van onze waarneming. Volgens Kant kunnen we de wereld nooit kennen zoals die “op zichzelf “ is, maar alleen zoals die aan ons verschijnt binnen de kaders van onze perceptie. In de 18e en 19e eeuw ontwikkelden Duitse filosofen het idealisme verder. Fichte zag de werkelijkheid als een product van het actieve, scheppende bewustzijn. Hegel ging nog verder en stelde dat de hele geschiedenis een proces is waarin de Geest (of het Absolute) zichzelf steeds verder realiseert.

2e Het rationeel realisme. Als voorbeeld hiervan noem ik Leibniz, die stelde dat ruimte en tijd geen absolute entiteiten zijn, maar slechts relaties tussen objecten en gebeurtenissen. Zonder ruimte en tijd zouden we dus moeten vertrouwen op puur causale en relationele structuren om de werkelijkheid te beschrijven. Rationalistische filosofen zoals Descartes en Leibniz stelden dat de rede de sleutel is tot het begrijpen van de werkelijkheid. Ze verwerpen het idee dat ruimte en tijd slechts mentale constructies zijn en benadrukken dat ze een inherente logische structuur hebben.

3e Vanuit de procesfilosofie gezien, die stelt dat de werkelijkheid niet bestaat uit statische dingen, maar uit wordingsprocessen, gebeurtenissen en onderlinge relaties. Het universum is geen verzameling objecten, maar een netwerk van veranderingen en interacties. De wereld bezien als een levend weefsel van gebeurtenissen, niet als een machine. Ook vanuit de boeddhistische filosofie: Leegte suggereert dat fenomenen alleen bestaan in onderlinge afhankelijkheid.

4e Praktische ervaring: Wat zou het betekenen als ruimte én tijd echt niet bestonden? Er zou geen begin of einde zijn, alleen maar “ zijn “. Beweging, verandering en oorzaak en gevolg zouden betekenisloos worden. Jij zou geen “plek “ hebben, geen verleden en geen toekomst. Alles wat is, zou gelijktijdig en overal zijn, of beter gezegd: nergens en nooit, maar toch zijn. Als ruimte en tijd niet bestaan, dan zijn ze mogelijk slechts hulpmiddelen van onze ervaring of modellen van de geest. De werkelijkheid zou dan radicaal anders zijn dan we nu kunnen bevatten. Misschien een soort tijdloos bewustzijn, pure informatie of een non duale eenheid.

Nu het natuurkundig perspectief. Het zuiver fysische perspectief op de hypothese dat ruimte en tijd niet bestaan, raakt aan fundamentele vraagstukken binnen de moderne fysica. Bijvoorbeeld ruimte als emergente eigenschap: Sommige natuurkundigen stellen dat ruimte niet fundamenteel is, maar voortkomt uit onderliggende kwantummechanische principes. Onderzoek naar het gedrag van een enkele kwantumbit (qubit), suggereert dat de geometrie van driedimensionale ruimte mogelijk gecodeerd is in het tijdsgebonden gedrag van een qubit.* Dit zou betekenen dat ruimte een afgeleide is van tijd en kwantuminformatie. Volgens Einstein’s relativiteitstheorie zijn ruimte en tijd verweven in een vierdimensionaal continuüm. Dit impliceert dat ze niet los van elkaar bestaan, maar fundamentele eigenschappen van het universum zijn. Echter, sommige theorieën binnen de kwantumzwaartekracht proberen ruimte en tijd te herleiden tot meer fundamentele structuren. In bepaalde modellen van kwantumzwaartekracht, zoals de Wheeler-DeWitt vergelijking, wordt tijd niet expliciet opgenomen. Dit suggereert dat het universum mogelijk tijdloos is en dat tijd slechts een emergente eigenschap is die voortkomt uit de manier waarop we verandering ervaren.**

Thermodynamische tijd en entropie. De pijl van de tijd wordt vaak gekoppeld aan de tweede wet van de thermodynamica, die stelt dat entropie altijd toeneemt. De pijl van de tijd verwijst naar het feit dat tijd in één richting lijkt te bewegen, namelijk van verleden naar toekomst. Dit wordt grotendeels bepaald door de toename van entropie. Dit betekent weer dat tijd mogelijk niet fundamenteel is, maar een gevolg van de manier waarop systemen evolueren naar een toestand van grotere wanorde.***

De moderne kosmologie stelt dat ruimte en tijd ontstonden bij de oerknal. Dit betekent dat ze niet altijd hebben bestaan, maar voortkwamen uit een singulariteit. Dit roept dan weer vragen op over wat er dan voor die oerknal was en of tijd überhaupt betekenis heeft buiten ons universum.

Ook de kwantummechanica biedt enkele fascinerende aanwijzingen die de fundamentele aard van ruimte en tijd ter discussie stellen. Volgens Bell’s Theorem kunnen kwantummechanische verschijnselen intrinsiek niet-lokaal zijn, wat betekent dat gebeurtenissen direct verbonden kunnen zijn over afstand, zonder een waarneembare tussenliggende invloed.**** Dit roept vragen op over de aard van ruimte: als verstrengelde deeltjes instantaan informatie uitwisselen, suggereert dit dat ruimte mogelijk geen fundamentele rol speelt in hun interactie. De Kopenhaagse interpretatie van de kwantummechanica stelt dat er geen waarnemer onafhankelijke werkelijkheid is.***** Dit betekent dat de manier waarop we ruimte en tijd ervaren, afhankelijk is van de manier waarop we meten en observeren. Dit zou weer de stelling bekrachtigen dat ruimte en tijd emergente eigenschappen zijn, in plaats van fundamentele realiteiten.


De vraag of ruimte en tijd bestaan, daagt ons uit om verder te kijken dan onze intuïtie. Of ze nu fundamenteel zijn of niet, hun schijnbare realiteit structureert ons bestaan. Misschien zijn het slechts gereedschappen van onze geest of emergentie uit een diepere orde. Een ding is zeker: als ruimte en tijd illusies blijken, staat onze werkelijkheid op het spel en daarmee alles wat we denken te weten. Dan is het universum geen toneel waarop dingen gebeuren, maar een dans van pure relaties, zonder podium, zonder klok. Deze zin vat een radicaal idee samen dat de werkelijkheid niet bestaat uit vaste “dingen “ in een stabiele ruimte en tijd, maar uit onderlinge verbindingen en processen, zonder een vast referentiekader. Deze zin als metafoor benadrukt ook dat onze intuïtie van een “vaste wereld “ mogelijk misleidend is. Net zoals een dans geen apart bestaan heeft buiten de bewegingen van de danseres, zou de werkelijkheid kunnen bestaan uit pure dynamiek, zonder ruimte of tijd als fundament. Zoals het holografisch principe, waarbij de informatie van een 3D-ruimte op een 2D-oppervlak gecodeerd is. De bovengenoemde metafoor daagt ons uit om ruimte en tijd niet als absoluut te zien, maar als patronen die voortkomen uit iets anders, een diepere, rationele logica. Het is ook een uitnodiging om de werkelijkheid te herdenken, niet als een ding, maar als een worden. “Er is geen weg, er is geen gaan. Er is alleen de dans ” (Zen koan)


Bronvermelding:

- Ruimte kan uit tijd voortkomen. NewScientist, 15 april 2025.*

- Bestaat tijd echt? Het perspectief van een natuurkundige. Anne Marie Helmenstine, Ph.D. 22 juni 2019, greelane.com. **

- Entropie, nl.m.wikipedia.org.***

- Bell’s Theorem: kwantummechanica en realiteit verklaard. Kwantumfysicablog.nl.****

- Kwantummechanica, nl.m.wikipedia.org.*****


Als tijd en ruimte niet bestaan

 als tijd noch ruimte bestaat

dan ben jij hier, nog voor ik vraag

ik ben daar, waar jij mij mist

nog voor jouw adem mij verlaat


geen morgen dringt zich aan

geen afstand tussen jij of ik

niets scheidt ons geraak

in jouw lege zielenblik


als tijd en ruimte niet bestaan

is elk nu een eeuwigheid

is jouw stem al in mijn borst

voordat woorden zijn bereid


dan zijn we niet meer opgeteld

maar open, samen, ongeteld

als vuur geen kou verdient

om te vlammen in jouw veld


als tijd noch ruimte bestaat

is liefde wat ons overslaat

geen gras noch waterkant

die jou bij ons binnenlaat


als wij elkaar nooit ontmoeten

niet als man of als vrouw

tussen adem en herinnering

dan weet ik, ik was jou


J.J.v.Verre.


zaterdag 14 juni 2025

Agressie.

 

- Agressie is grensoverschrijdend en buitensporig negatief gedrag, gericht op het toebrengen van schade aan een persoon, dier of voorwerp.

Agressie is een fenomeen dat al zo oud is als de mensheid zelf. Het kent vele vormen, van subtiele speldenprikken tot zeer gewelddadige uitbarstingen. Het speelt zich af op talloze niveaus zoals in het verkeer, op sociale media, in de buurt, op schoolpleinen, binnen het gezin en natuurlijk in de internationale politiek waar het kan uitmonden in oorlog. Maar wat is agressie nu precies? Het is een complex gedrag dat kan voortkomen uit verschillende biologische, psychologische en sociale factoren. Maar soms lijkt het wel of agressie een onafhankelijke kracht is welke huist in de menselijke entiteit. Agressie heeft in de oertijd geholpen bij overleving, waarbij het zeker een belangrijke functie had bij zelfverdediging, de jacht, het beschermen van het territorium of hielp bij verkrijgen en behouden van schaarse hulpbronnen. Hoewel agressie evolutionair gezien nuttig kon zijn, betekent dit niet dat het altijd gerechtvaardigd is. Moderne samenlevingen streven juist naar coöperatie en rechtvaardige verdeling om conflicten te vermijden.

Agressie kan worden omschreven als gedrag dat bedoeld is om schade toe te brengen aan een ander, hetzij fysiek, psychisch of emotioneel. Er wordt onderscheid gemaakt tussen instrumentale agressie, waarbij agressie een middel is om een doel te bereiken en vijandige agressie, die voortkomt uit boosheid of frustratie. Deze laatste vorm is het meest destructief, vooral als ze impulsief en ongericht is. De oorzaken van agressie zijn complex en gelaagd. Biologische factoren, zoals hormonen en hersenstructuren, kunnen een overheersende rol spelen bij het initiëren van agressie. Een van de meest onderzochte hormonen in relatie tot agressie is testosteron, het zogenaamde mannelijke geslachtshormoon, hoewel het bij vrouwen ook voorkomt, maar in lagere concentraties. Hogere testosteron spiegels zijn in sommige studies in verband gebracht met verhoogde agressieve neigingen, vooral bij mannen. Echter de relatie is complex, want testosteron op zich veroorzaakt niet zomaar agressie, maar versterkt mogelijk de gevoeligheid voor statusbedreigingen of sociaal competitief gedrag. In een omgeving waar machtsverhoudingen belangrijk zijn, kan testosteron dus eerder tot agressie leiden. Cortisol, het stresshormoon, speelt ook een belangrijke rol. Lage spiegels cortisol zijn verrassend genoeg soms geassocieerd met toegenomen agressie, vooral bij kinderen en adolescenten. Dit zou kunnen komen doordat lage stress reactiviteit samenhangt met een verminderde gevoeligheid voor straf of sociale afkeuring. Anderzijds kan chronisch verhoogde cortisol productie ( bij langdurende stress) leiden tot prikkelbaarheid, frustratie en daardoor agressieve uitbarstingen. De amygdala is een structuur diep in het hersenen die betrokken is bij het verwerken van emoties, zoals angst, woede en bedreiging. Overactiviteit in dit centrum wordt vaak geassocieerd met verhoogde agressiviteit. Bij mensen met antisociale persoonlijkheidsstoornissen of verhoogde impulsiviteit blijkt de amygdala soms overgevoelig voor bedreigende signalen, wat kan leiden tot overdreven of misplaatste agressieve reacties. De prefrontale cortex en met name de ventromediale en orbitofrontale gebieden, zijn betrokken bij impulscontrole, moreel besef en het rationeel afwegen van gedrag. Bij mensen die snel agressief reageren of antisociaal gedrag vertonen, is er vaak sprake van verminderde activiteit in deze hersengebieden. Dit suggereert dat zij moeite hebben om agressieve impulsen te remmen of de gevolgen van hun gedrag goed in te schatten. Ook kan het neurotransmitter systeem, met name serotonine, een belangrijke rol spelen. Serotonine is een stof die betrokken is bij stemming en gedrag. Lage serotonine spiegels zijn in verband gebracht met verhoogde impulsiviteit en agressie. Serotonine helpt bij het remmen van ongepaste reacties en een tekort kan leiden tot minder controle over agressieve impulsen.

Ook psychologische en sociale elementen kunnen het optreden van agressie beïnvloeden. Psychologische factoren zijn innerlijke processen en omvatten emoties, persoonlijkheid, denkpatronen en eerdere ervaringen. Volgens de klassieke frustratie-agressie hypothese ontstaat agressie wanneer iemand wordt verhinderd een doel te bereiken. Bijvoorbeeld als iemand moet wachten doordat een brug open is en een file is ontstaan, maar op tijd moet zijn voor een belangrijke afspraak, dan kan dit leiden tot woede en agressief gedrag. Moderne inzichten tonen aan dat frustratie niet automatisch leidt tot agressie, maar dat dit mede afhankelijk is van interpretatie. Want als iemand denkt dat de belemmering opzettelijk was, neemt de kans op agressie sterk toe. Mensen verschillen in impulsbeheersing. Iemand met een impulsieve persoonlijkheid of gebrekkige zelfregulatie heeft meer moeite om boosheid te onderdrukken. Dit kan leiden tot verbaal of fysiek agressief gedrag, vooral in stressvolle situaties. Agressie kan ook aangeleerd gedrag zijn. Volgens de sociaal-cognitieve leertheorie leren mensen agressief gedrag door het observeren van anderen, vooral als dat gedrag wordt beloond. Een kind dat ziet dat iemand succes boekt door te schreeuwen of te slaan, kan dat gedrag gaan imiteren. Mensen die geneigd zijn agressief te reageren, interpreteren sociale situaties vaak verkeerd. Ze zien eerder vijandigheid in neutrale opmerkingen. Ze overschatten hoe acceptabel agressie is in de samenleving. Ze geloven dat geweld een effectieve manier is om respect of controle te krijgen. Kinderen die opgroeien in gezinnen waar veel conflicten zijn of waar geweld voorkomt, hebben een grotere kans om zelf agressief gedrag te ontwikkelen. Een inconsistente of autoritaire opvoedingsstijl (veel straf en weinig warmte) verhoogt ook het risico. Wanneer mensen buitengesloten worden of het gevoel hebben niet erkend of eerlijk behandeld te worden, kan dat gevoelens van woede en wrok oproepen. Onderzoek toont aan dat langdurige sociale uitsluiting of beschuldiging agressief gedrag aanzienlijk kan verhogen. In groepen waarin agressief gedrag wordt geaccepteerd of zelfs aangemoedigd kunnen individuen sneller geneigd zijn dit gedrag over te nemen. Dit wordt normatieve invloed genoemd. Agressie wordt vaak genormaliseerd of zelfs verheerlijkt in media, games en sociale netwerken. Gewelddadige content of haatdragende retoriek online kan leiden tot desensitisatie en het idee dat agressie een legitieme vorm van expressie is. Digitale anonimiteit verlaagt de drempel voor verbaal geweld, zoals schelden of bedreigen. Economische ongelijkheid, werkloosheid of uitzichtloosheid kunnen leiden tot een gevoel van machteloosheid of frustratie, wat weer een voedingsbodem vormt voor agressief gedrag, niet alleen individueel, maar ook collectief ( zoals bij rellen of protesten die uit de hand lopen). Samenvattend zou je kunnen zeggen dat psychologische factoren zich richten op de binnenwereld van het individu, hoe iemand denkt, voelt, leert en reageert. Sociale factoren gaan over de buitenwereld en de interacties met anderen, zoals opvoeding, groepsnormen en maatschappelijke structuren. Beide categorieën beïnvloeden elkaar. Een persoon met een impulsieve aard die opgroeit in een gewelddadige omgeving, heeft een groter risico op agressie dan iemand die in een harmonieuze omgeving leeft, zelfs met dezelfde biologische aanleg.

Aangeboren vormen van agressie zijn verrassend vroeg al herkenbaar, zelfs in de eerste levensmaanden zijn er al aanwijzingen dat sommige agressieve neigingen al aanwezig zijn. Baby’s kunnen al verschillen in temperament tonen vanaf de geboorte. Sommigen zijn sneller gefrustreerd, reageren intenser of hebben moeite met zelfregulatie. Dit is nog geen bewuste agressie, maar het raamwerk voor latere agressieve reacties (zoals driftbuien) is vaak al aanwezig. Baby’s die extreem reageren op frustratie ( zoals wanneer ze honger hebben of iets niet krijgen), kunnen later sneller geneigd zijn tot fysiek agressief gedrag als peuter.

Al eerder sprak ik van een onafhankelijke oerkracht die agressie zou kunnen zijn. Maar dat is niet te bewijzen, want er is bijna altijd een oorzaak of uitlokkende prikkel aan te wijzen, maar dat wil niet zeggen dat die altijd direct zichtbaar, meetbaar of bewust beleefd wordt. Agressie is meestal niet zomaar een kracht die ineens uit het niets opduikt, maar het kan wel zo voelen, zeker als de onderliggende oorzaken diep liggen of snel reageren ( bijvoorbeeld reflexmatig of onbewust). Er zijn onbewuste prikkels waarbij iemand zich bedreigd of vernederd voelt zonder dat hij of zij zich daar bewust van is en toch agressief reageert. Hormonen, slaaptekort, pijn of honger kunnen iemand prikkelbaar maken, zonder dat de link naar agressie meteen duidelijk is. Als iemand langdurig spanning opbouwt, kan een relatief kleine aanleiding plots een uitbarsting veroorzaken. Maar veel mensen voelen dat toch als een soort van kracht welke in hen borrelt of over hen heen komt. In situaties van intense stress of woede schakelt het brein over op de zogeheten “ fight or flight “ stand. Agressie is dan instinctief en minder rationeel gestuurd. Sommige filosofieën en psychologische stromingen, zoals Freud’s theorie over de doodsdrift of Jung’s idee van de schaduw, beschouwen agressie als een basale innerlijke kracht die deel uitmaakt van ons mens-zijn. Maar de meerderheid van psychologen en filosofen zien agressie niet zomaar als een losstaande kracht zoals bliksem uit een heldere hemel, maar het kan zich wel zó gedragen als de onderliggende oorzaken diep, onbewust of ingewikkeld zijn. In die zin zit er een mysterieus of primitief element in agressie, dat maakt dat mensen het soms ervaren als iets “ dat bezit van je neemt “. De meeste filosofen erkennen dat agressie bestaat en sterk is, maar sommigen zoals de eerder genoemde Freud, maar ook Hobbes en Nietzsche, zien het als basale kracht die deels functioneel of onvermijdelijk is. Anderen zoals Rousseau, Foucault en Kant vinden dat agressie ontstaat door sociale omstandigheden, culturele invloeden of moreel falen en dus niet “onvermijdelijk “ is. Er is dus zeker geen consensus, maar wel een gedeeld besef dat agressie een fundamentele rol speelt in menselijk gedrag, óf als oerkracht, óf als reactie op sociale, politieke of economische omstandigheden waarin mensen leven.

Wat zijn nu de verschillende uitingen van agressie? Deze zijn zeer uiteenlopend, van subtiele spanningen tot explosieve handelingen. Agressie is namelijk geen enkelvoudig gedrag, maar een emotionele kracht die zich op verschillende manieren kan manifesteren, afhankelijk van persoon, situatie en context. We spreken over fysieke agressie bij slaan, duwen, schoppen, bijten, zelfverwonding, spullen kapot maken en vernieling van eigendom. Verbale agressie bij schreeuwen, schelden, dreigen, beledigen en sarcastisch of kleinerend taalgebruik. Ook bestaat er een vorm van indirecte agressie, dit is de omschrijving van rationele of sociale agressie. Hieronder vallen roddelen, geruchten verspreiden, iemands reputatie beschadigen, iemand sociaal buitensluiten. Een andere vorm is het passief agressief gedrag, zoals stilzwijgen als straf, opzettelijk dingen vergeten of te laat doen, schijnbaar beleefd zijn, maar met onderhuidse steken en cynische opmerkingen, zogenaamd als “grapje “. Deze vorm is vaak een uiting van onuitgesproken boosheid of frustratie, vooral als mensen zich machteloos voelen of bewust of onbewust spanningen, confrontaties of meningsverschillen uit de weg gaan, in plaats van ze open aan te gaan of op te lossen.

 Als iemand kampt met sterke basale agressie, dus diepgewortelde, impulsieve of snel opkomende agressieve neigingen, dan zijn er verschillende behandelingsmogelijkheden afhankelijk van de ernst, oorzaak en context van het gedrag. Allereerst de cognitieve gedragstherapie (CGT), waarbij iemand wordt geleerd om zijn gedachten, emoties en gedragingen te herkennen en te sturen. De therapie is gericht op de vraag: Wat triggert de agressie? Wat zijn de denkpatronen? Hoe kun je anders reageren? Toegepast bij impulscontroleproblemen, boosheidsproblemen en persoonlijkheidsstoornissen. Een ander hulpmiddel is de schematherapie, gericht op dieperliggende emotionele patronen (schema’s) uit de jeugd die de agressie beïnvloeden, zoals verlatingsangst, verwaarlozing, miskenning of machtsstrijd. Wordt toegepast bij hardnekkige gedragsproblemen. Een andere psychotherapeutische benadering is de Mentaliseren Bevorderende Therapie (MBT), welke zich richt op het versterken van het vermogen tot mentaliseren: het vermogen om jezelf en anderen te begrijpen in termen van gedachten, gevoelens, bedoelingen en wensen. Dit vermogen is essentieel voor gezonde relaties en emotieregulatie. Helpt mensen beter te begrijpen wat er in zichzelf en anderen omgaat. Veel gebruikt bij borderline persoonlijkheidsproblematiek, waar agressie vaak voorkomt. Een andere vorm van therapie is de emotieregulatie training of agressie regulatie genoemd. Gericht op het leren herkennen en hanteren van opkomende boosheid. Technieken die hierbij worden gebruikt zijn: ademhalingsoefeningen, time-outs nemen, spanning herkennen in het lichaam en leren uitstellen van een reactie. Deze therapie is bewezen effectief bij mensen met een gewelddadig verleden. In de meeste gevallen zal er een combinatie van bovengenoemde therapieën worden gegeven. Ook medicatie heeft een plaats als ondersteuning bij mentale therapie, zoals antipsychotica, stemming stabiliserende medicatie en antidepressiva bij agressie gepaard met angst, depressie of impulscontrole problemen. Omdat agressie soms binnen een gezinspatroon of relatie ontstaat, is een systeemgerichte aanpak of gezinstherapie belangrijk. Bij kinderen met ernstige agressie is traumatherapie (EMDR of speltherapie) geïndiceerd, vooral als agressie voortkomt uit trauma. Ook sociale vaardigheidstraining om de frustratietolerantie en empathie te vergroten. Ook ouder kind interactietherapie (PCIT) is belangrijk om de opvoedrelatie te verbeteren. Als agressie leidt tot geweld, schade of bedreiging, zijn intensievere opties nodig.

Agressie is geen fenomeen dat we volledig kunnen uitbannen. Het is verweven met onze natuur, maar ook met onze cultuur. Wel kunnen we leren hoe we ermee omgaan, individueel en collectief. In plaats van agressie enkel te veroordelen, moeten we haar proberen te begrijpen. Pas dan kunnen we duurzame oplossingen vinden die niet alleen de symptomen bestrijden, maar ook de oorzaken aanpakken. Een samenleving zonder agressie is misschien een utopie, maar een samenleving die agressie begrijpt en beheerst, is zeker een haalbare optie.


Vuur in mij.

diep in mij brandt vuur

woest en duister van aard

als een vuurspuwende draak

gromt als naderend onweer


mijn vuisten zijn knuisten

tanden die verscheuren

een tijger ontketend

hongerig naar strijd


maar daaronder dieper

waar gloeien verstilt

ligt angst die fluistert

doof me voor ik splijt


agressie, een ziedende zee

die alles wil verslinden

ook mij en jou tezamen

als de storm niet bedaart


dus haal ik diep adem

begin tot tien te tellen

want vuur kan verteren

maar ook licht geven


J.J.v.Verre.



dinsdag 10 juni 2025

Schuld.

 

- In de kosmische visie is schuld geen last, maar een teken dat we luisteren en bereid zijn onszelf te herzien.


Schuld is een rijk filosofisch thema dat raakt aan ethiek, verantwoordelijkheid, vrijheid, religie en zelfs metafysica. Ik wil in deze filosofische beschouwing ingaan op definities, denkrichtingen en invalshoeken.

Wat is schuld? Schuld is een begrip dat meerdere lagen kent. Schuld kan in meerdere contexten een andere betekenis hebben. In de financiële context is schuld geld dat men heeft geleend of nog verschuldigd is. In juridisch opzicht wordt schuld gebruikt als aansprakelijkheid binnen het rechtssysteem en om verwijtbaarheid te beschrijven, zoals in strafzaken. Een andere laag van schuld is de morele schuld, het bewust schenden van een ethische norm of plicht. We kennen de religieuze schuld, wanneer er een overtreding plaats vindt van een goddelijke of heilige orde. En er bestaat nog een existentiële schuld, een gevoel van tekortschieten in het mens-zijn zelf. De filosofie onderzoekt niet alleen of iemand schuldig is, maar wat het betekent om schuldig te zijn en wat de grondslagen zijn van schuld en verantwoordelijkheid.

De klassieke perspectieven van Plato en Aristoteles verbinden schuld aan intentie en rede. Een daad is slechts verwijtbaar als ze bewust en uit vrije wil werd gesteld. Aristoteles noemt in zijn Ethica Nicomachea dat er alleen schuld is waar sprake is van keuze (prohairesis). Augustinus ziet schuld als de wil zich afkeert van God en kiest voor het lagere, tijdelijke. De mens draagt de erfzonde: zelfs zonder persoonlijke daad is er sprake van schuld. De schuldige wil is de oorsprong van kwaad, niet het lichaam of de wereld. Volgens Immanuel Kant ontstaat schuld als iemand handelt tegen de categorische imperatief, de plicht die uit de rede voortkomt. Schuld is een innerlijke kwestie, zelfs als niemand anders het weet, ben je jezelf iets verschuldigd. Heideggers benadering van schuld is diep verbonden met zijn fundamentele analyse van het menselijk bestaan. Hij benadert schuld niet in morele, juridische of psychologische zin, maar in existentiële zin. Heidegger verbindt schuld ook met geweten. Voor hem is het geweten geen moreel oordeel, maar een roep vanuit ons diepste zijn, die ons wakker maakt. Het zegt ons: je leeft oneigenlijk, je bent niet trouw aan je eigen mogelijkheden. Deze “roep van het geweten” is een herinnering aan onze existentiële schuld. Zo functioneert het geweten bij Heidegger als een weg naar authenticiteit (Eigentlichkeit). Nietzsche schrijft in Zur Genealogie der Moral, dat schuld oorspronkelijk is verbonden met schuld als schuldenaar, een economische oorsprong. Het schuldgevoel is een innerlijke schuldbekentenis die de mens tegen zichzelf keert, vooral door de moraal van het christendom. Het geweten is een mechanisme om schuld op te kroppen: “de mens werd ziek van zijn eigen moraal.” Hierbij gebruikt hij het woord ziek niet als medische term, maar existentieel: de mens is innerlijk verdeeld, verzwakt, zelf hatend geworden. Hij is vervreemd van zijn instincten, zijn lichaam en zijn wil tot leven. “De mens is het zieke dier.” Ook bij Jean Paul Sartre is schuld diep geworteld in zijn existentialistische filosofie, waarin vrijheid, verantwoordelijkheid en authenticiteit centraal staan. Hierbij wordt schuld niet alleen gezien als gevolg van specifieke daden, maar als een fundamenteel aspect van het menselijk bestaan. Sartre gelooft niet in een universele moraal van goed en kwaad. Morele regels zijn niet gegeven, maar moeten door de mens zelf worden gekozen en gedragen. Schuld ontstaat als je je eigen waarden verraadt, of als je je vrijheid ontloopt door te leven naar sociale verwachtingen, dogma’s en gewoonten. Hij weigert het idee van erfzonde of collectieve schuld. Sartre stelt dat schuld pas ontstaat op het moment dat je kiest en handelt, niet omdat je deel bent van een traditie, volk of geschiedenis. Ook Freud had een diepgaande visie op schuld. Waar klassieke denkers schuld zagen als het gevolg van een daad (zonde, overtreding of fout), beschouwde Freud schuld vooral als een psychisch verschijnsel: een innerlijke strijd tussen de verschillende krachten in de menselijke geest. Hij zag de mens als een verdeeld wezen, opgebouwd uit drie lagen. Het Id (Es), het driftleven, de oerinstincten(seks, agressie en verlangen). Het Ego(Ich), het bewust zelf, bemiddelaar tussen verlangens en realiteit. Het Superego(Uber-Ich), het innerlijke morele gezag, gevormd door opvoeding en cultuur. Schuldgevoel ontstaat wanneer het Superego het Id veroordeelt en het Ego daartussen gevangen zit. Schuld is het gevolg van onderdrukte agressie. Het geweten is niets anders dan een innerlijke verwerking van de agressie die we niet naar buiten mogen richten. Freud onderscheidt de reële schuld, je hebt iets gedaan wat tegen je normen indruist en de neurotische schuld, zich schuldig voelen zonder dat er iets is gebeurd. Emmanuel Levitas ziet schuld fundamenteel anders dan Freud, Sartre of Heidegger. Waar die denkers schuld vaak verbinden aan het zelf( via driften, keuzes of existentiële structuur), plaatst Levinas schuld radicaal buiten het ego. Schuld ontstaat niet doordat ik iets fout heb gedaan, maar omdat ik aangesproken word door het gelaat van de ander. Voor Levinas begint ethiek niet met het ik, maar met de ander (L’Autre). Wanneer ik het gelaat van de ander zie, vooral in zijn kwetsbaarheid, naaktheid en hulpeloosheid, wordt er een moreel appel op mij gedaan. Zodra de ander tegenover mij staat, ben ik verantwoordelijk, ongekozen, voorafgaand aan elke beslissing. Schuld ontstaat niet door wat ik doe, maar door wie ik ben tegenover de ander.

Simone Weil had een diepgaande en unieke visie op het begrip schuld, die sterk beïnvloed is door haar spirituele, ethische en filosofische overtuigingen. Voor Weil is schuld geen louter juridisch of moreel concept, maar iets existentieel en metafysisch. Weil zag schuld niet alleen als kwestie van morele overtreding, maar als iets wat nauw verweven is met het menselijk lijden. In haar werk, La Pesanteur et la Grâce (Zwaartekracht en Genade), spreekt ze over hoe onschuldige mensen vaak lijden onder het kwaad dat anderen hen aandoen. Een lijden dat hen op mysterieuze wijze ook een gevoel van “schuld “ kan geven, zelfs als ze objectief gezien onschuldig zijn. Weil stelt dat kwaad en onrecht vaak op een mechanische, onpersoonlijke manier in de wereld werken, als een vorm van zwaartekracht. Mensen kunnen gevangen raken in systemen of structuren waarin ze kwaad doen zonder zelf volledig de controle te hebben. In zo’n context is schuld iets wat een mens ervaart, ook als hij slechts een radertje is in een groter geheel. Schuld is dus niet alleen het gevolg van persoonlijke zonde, maar ook van deelname aan een wereld waarin kwaad onvermijdelijk lijkt. Weil’s religieuze denken, beïnvloed door het christendom en mystiek, laat haar schuld ook zien in het licht van genade. Voor haar is de mens fundamenteel afhankelijk van iets buiten zichzelf, het Goede, God, de genade en de erkenning van die afhankelijkheid is een vorm van “schuld “. Geen vorm van schuld als beschuldiging, maar als nederigheid en waarheid. In die zin is schuld niet alleen negatief, maar ook een weg naar verlossing.

De hedendaagse Nederlandse filosoof Paul van Tongeren, specialist in deugden ethiek en Nietzsche, benadrukt schuld in de context van morele verantwoordelijkheid en de ontwikkeling van karakter. In zijn werk wijst hij op hoe schuld verbonden is met onze verhouding tot normen en waarden die we al dan niet waarmaken in ons leven. Volgens van Tongeren is schuld niet alleen een negatieve ervaring, maar ook een bron van moreel bewustzijn en groei. Wie schuld ervaart, beseft dat hij tekortschiet ten opzichte van iets hogers, een ideaal, een ander of zichzelf. Hij maakt ook een onderscheid tussen objectieve schuld (feitelijke verantwoordelijkheid voor iets wat verkeerd is gegaan) en subjectieve schuld (het innerlijke gevoel van falen of tekortkomen).

Hoewel schuld vaak wordt besproken in morele, juridische of psychologische termen, raakt het in sommige filosofieën aan iets veel groters: onze verhouding tot het geheel van het bestaan. Schuld verschijnt dan niet slechts als een gevolg van een overtreding, maar als een fundamenteel besef van tekortschieten in een wereld die ons overstijgt, een wereld waarin we niet de maat van alle dingen zijn. In die zin kan schuld ook begrepen worden als een vorm van openheid: een erkenning dat we deel uitmaken van een orde die groter is dan wijzelf en dat we onszelf daarin steeds opnieuw moeten zoeken en verantwoorden.

Deze beschouwing zou te lang worden om alle opvattingen omtrent schuld te bespreken, vandaar deze persoonlijke selectie van filosofen en hun opvattingen. Wat zij gemeen hebben, is dat zij schuld niet reduceren tot een fout, maar beschouwen als een venster op wat het betekent om mens te zijn.

Het huis van schuld lijkt op een gevangenis, doch heeft kamers zonder deur, gangen die lopen, eindeloos en koud. De enige sleutel ligt diep van binnen: vergeving, voor de ander en voor jou.


Schuld als last.

niet altijd is schuld

een maat voor fout of wet

soms is zij

het stille weten

dat wij tekortschieten

zonder dat er iemand is

die het ons verwijt


zij opent een venster

naar een wereld

groter dan wijzelf,

waar wij niet de oorsprong zijn,

maar de reciproque echo


in die ruimte

is schuld geen last,

maar een teken

dat wij luisteren

en bereid zijn

onszelf te herzien


J.J.v.Verre.

zondag 1 juni 2025

Kundalini energie.

 

                                      - Kundalini energie.


Kundalini is een begrip uit het hindoeïstische tantrisme dat verwijst naar een sluimerende oerkracht of levensenergie (Shakti) in het menselijk lichaam. In de klassieke traditie is Kundalini een vrouwelijke, goddelijke kracht aan de basis van de wervelkolom, in het gebied van het bekkenbodemcentrum, net onder het stuitbeen dat met een gewricht aan het heiligbeen is bevestigd in de regio van het muladhara of wortelchakra. Wanneer deze energie via ademhalingsoefeningen, yoga en meditatie wordt wakker gemaakt (ontwaakt), kan dit leiden tot een diepe spirituele transformatie en zelfs tot verlichting. Het idee van Kundalini duikt al op in de oude Hindoeteksten: de Upanishads (9e-7e eeuw v. Christus) noemen een kringsymbool kūndalin (cirkelvormig) en latere tantra’s (8e eeuw Tantrasadbhāva) beschrijven Kundalini als een ringvormige kracht. In de tantrische Shaiva- en Shakta-literatuur wordt Kundalini geïdentificeerd met de energie van de godin Parvati of Adi Parashakti. In de loop van de geschiedenis werd het begrip overgenomen in hatha-yogateksten (vanaf ca. 9e eeuw) en later ook gepopulariseerd in westerse spirituele stromingen.

In de Shaktra traditie staat de goddelijke vrouwelijke kracht (Shakti) centraal, die gezien wordt als de belichaming van de Kundalini-energie. Boeddhistische tantra’s kennen vergelijkbare energieconcepten, bijvoorbeeld de Tibetaanse tummo of kanaal Kundalini en Kundalini-achtige beelden komen ook voor in zusterdisciplines zoals de Tibetaanse yoga en qigong. In de klassieke Shaiva-Shaktra traditie wordt Kundalini beschreven als de innate intelligentie van het belichaamde bewustzijn. Een kosmische scheppingskracht in potentie die door beoefening tot expressie en bevrijding kan worden gebracht. Anders gezegd, Kundalini wordt gezien als een oer energie die niet alleen levenskracht is, maar ook een vorm van bewuste, intelligente energie. Ze is niet zomaar een kracht, maar een kracht die weet, die een soort van innerlijke wijsheid heeft en richting geeft aan spirituele ontwikkeling. Ze regelt spontane processen in het lichaam én in het bewustzijn, zoals groei, genezing en transformatie. Met belichaamt bewustzijn wordt bedoeld dat ons bewustzijn niet losstaat van het lichaam, maar juist in het lichaam woont, in de traditie vaak geassocieerd met de subtiele energiekanalen (nadis) en energiecentra (chakra’s). Het lichaam is dus niet alleen een voertuig voor bewustzijn, maar een uitdrukking ervan.

Kundalini betekent letterlijk “opgerold” in het Sanskriet en wordt vaak voorgesteld als een slang die verdrukt ligt bij de basis van de ruggengraat. Shastri Easwaran vat dit samen als “de opgerolde kracht “ die gewoonlijk bij de basis van de wervelkolom rust, als een slang opgerold.

De vraag welke ik direct op de lippen voelde komen, was de volgende: Hoe kan je dan die Kundalini energie vrijmaken? Daar is geen eenvoudig antwoord op te formuleren. Het vrijmaken van Kundalini energie is een diepgaand spiritueel proces dat vaak wordt geassocieerd met vormen van yoga en meditatieve tradities. Kundalini wordt voorgesteld als een slapende levensenergie aan de basis van de wervelkolom die, eenmaal geactiveerd, opstijgt door de chakra’s en leidt tot spiritueel ontwaken. Ik zal in het kort een aantal benaderingen bespreken welke kunnen worden toegepast om Kundalini energie bewust te activeren.

1e De Kundalini yoga, dit is een specifieke yogavorm gericht op het activeren van de Kundalini. Het combineert adembeheersing (pranayama), lichaamshoudingen (asana’s), gerichte reeksen bewegingen (kriya’s), geluidstrillingen (mantra’s) en meditatie.

2e Meditatie. Stilzitten en je concentreren op de energie aan de basis van de wervelkolom. Visualisatie waarbij je de energie omhoog ziet bewegen door de chakra’s. Mindfulness of mantra meditatie kunnen ook het bewustzijn verhogen en Kundalini geleidelijk activeren.

3e Ademhalingstechnieken (pranayama), zoals de Bhastrika ademhaling, ook wel blaasbalg ademhaling genoemd. Het is een krachtige yogische ademoefening die wordt gebruikt om energie op te wekken, het zenuwstelsel te activeren. Ga rechtop zitten in een comfortabele meditatieve houding, houd je rug recht en sluit je ogen. Begin met diepe, krachtige inademingen door de neus, waarbij je buik en borst uitzetten. Adem krachtig uit door de neus waarbij je je buik actief intrekt. Herhaal dit ritmisch, zowel de in- als uitademing zijn krachtig en snel, maar wel beheerst. Start met 10-20 ademhalingen per ronde. Je kunt 3 rondes doen met pauzes ertussen. Het stimuleert de levensenergie in het lichaam, verhoogt de zuurstoftoevoer en activeert het sympathisch zenuwstelsel. Zuivert de nadis (energiekanalen), wat in yoga termen helpt om de Kundalini vrij te maken. Verhoogt de lichaamstemperatuur en energie. Kan mentale helderheid en alertheid bevorderen. Door deze intensieve ademhaling wordt hitte en energie langs de sushumna, dit is de centrale energiebaan, omhoog geleid. Wel wordt altijd geadviseerd om deze oefening waarbij de sluimerende spirituele kracht aan de basis van wervelkolom wordt vrijgemaakt, te begeleiden door een ervaren yogaleraar.

Een andere ademhalingsoefening is de wisselende neusgat ademhaling, de Nadi Shodhana, die als doel heeft om de energiekanalen te reinigen en balans brengt tussen linker- en rechterhersenhelft. Zit rechtop in een comfortabele houding en sluit het rechter neusgat met je rechter duim, adem langzaam in via het linker neusgat. Sluit dan het linker neusgat met je ringvinger, adem uit via het rechter neusgat. Adem in via rechts, sluit, adem uit via links. Herhaal dit 5-10 minuten rustig.

Het bekkenbodem slot, Mula Bandha, welke als doel heeft om de basisenergie Kundalini te activeren. Span de spieren aan die je gebruikt om het urineren te stoppen. Houd dit een paar seconden vast en laat dan los. Doe dit herhaaldelijk, in sets van 10. Eventueel te combineren met vastgehouden inademing en meditatie. Ook de Mantra: Chant “Sat Nam” verhoogt bewustzijn en harmoniseert energie. Adem in, zeg zacht of in gedachten “Sat” (waarheid). Adem uit, zeg “Nam” (identiteit). Herhaal dit als meditatie gedurende 5-11 minuten. Focus hierbij je aandacht op je derde oog chakra of je hart. De vierde soort ademhalingsoefening is de Kat-Koe (Marjaryasana-Bitilasana), welke als doel heeft om de wervelkolom te openen en de energiestroom opgang te brengen.


Begin op hanen en knieën. Bij inademing maak een holle rug (koe). Bij uitademing bol de rug als een kat. Beweeg langzaam en voel de energie in je ruggengraat. Herhaal 10-15 ademhalingen.

De basishouding welke voor de gevorderde wordt aangeraden bij elke vorm van ademhaling en meditatie is de eenvoudige zithouding, de Sukhasana met focus op de ruggengraat. Het creëert stabiliteit en laat energie vrij omhoog stromen. Zit met gekruiste benen op een kussen of mat. Houd je rug recht, kin iets ingetrokken. Sluit je ogen en focus op het gebied bij het bekken, je wortelchakra. Visualiseer een warme energiebol aan de basis van je ruggengraat. Adem rustig en diep, 5-10 minuten.

4e De energetische healing of initiatie. Sommige mensen ervaren een spontane Kundalini ontwaking na een energetische behandeling zoals Reiki of via een tantra massage. Dit spontaan tot ontlading komen kan ook worden opgewekt door een leraar die een Kundalini initieert via aanraking of intentie (Shaktipat).

5e Levensstijl en voorbereiding. Een zuivere levensstijl, zoals gezonde voeding, weinig toxines en emotioneel evenwicht, zijn nodig om bovengenoemde ontwaking van de Kundalini energie mogelijk te maken. Hierbij kan een psychologische voorbereiding noodzakelijk zijn om emotionele blokkades los te laten, want de energie van Kundalini kan die intens versterken.

Wanneer de Kundalini energie wordt wakker gemaakt, de opgerolde slang dus, stijgt deze energie op langs het centrale energiekanaal in de wervelkolom, de sushumna en passeert daarbij de verschillende chakra’s (energiecentra). Het ultieme doel van deze opstijging is om de kruinchakra, de Sahasrara, te bereiken, boven op het hoofd. Deze chakra wordt beschouwd als de poort naar het universele bewustzijn of de kosmische energie. Wanneer de Kundalini energie daar aankomt, vindt er een versmelting plaats tussen de individuele energie (Kundalini) en de kosmische energie die via de kruinchakra binnenkomt. Dit wordt vaak beschreven als een ervaring van verlichting, eenheidsbewustzijn of samadhi, het volledig opgaan in het universele bewustzijn. In sommige tradities wordt dit ook beschreven als de vereniging van Shakti (de opgestegen Kundalini) met Shiva ( het kosmisch bewustzijn in de kruinchakra). Deze vereniging symboliseert spirituele voltooiing, zelfrealisatie of verlichting. Volgens de yoga en tantrische tradities wordt deze vereniging gezien als een zeer krachtige spirituele vervulling die diepgaande transformaties in een mens teweeg kan brengen. Beoefenaars die regelmatig deze vereniging beleven, of dat nu wordt bereikt via meditatie, ritueel, ademhalingstechnieken, energetisch werk of diepe staat van bewustzijn, kan dit leiden tot de ontwikkeling van nieuwe kwaliteiten. Zoals helder voelen (helder empathisch zijn), waarbij een verhoogde gevoeligheid voor subtiele energieën en emoties van anderen is ontstaan. Helder denken, een soort mentale helderheid welke niet alleen intellectueel is, maar ook intuïtief. Volgens sommige tradities wordt gesproken van een staat van kosmisch inzicht. Ook wordt regelmatig vermeld dat na diepe ervaringen van innerlijke vereniging, intuïtieve gaven zich vaak spontaan ontwikkelen. Ook wordt een blijvende staat van innerlijke rust en vrede beschreven en de aanwezigheid van “turȋya “, het vierde bewustzijnsniveau voorbij waken, dromen en diepe slaap. Shakti is ook de creatieve kracht van het universum. Wanneer zij zich vrij beweegt in iemand, kan dat leiden tot een overvloed aan creatieve expressie. De vereniging opent vaak het hartcentrum, waardoor een diepe, onvoorwaardelijke liefde ontstaat. Deze liefde beperkt zich niet alleen voor een persoon, maar voor al het leven in het algemeen.

Het concept van Kundalini en het ontwaken ervan komt voor in meerdere spirituele tradities, maar elk geeft er een eigen betekenis en interpretatie aan. Bij het lezen hiervan had ik niet de indruk dat er wezenlijke verschillen zijn die een aanvulling op het bovengenoemde verdient.

Een te snelle of ongecontroleerde ontwaking kan leiden tot emotionele instabiliteit, lichamelijke of mentale ongemakken (zogenaamde Kundalini syndromen), desoriëntatie of zelfs een spirituele crisis. Daarom wordt aangeraden om dit proces te begeleiden met een ervaren leraar of gids. Wees geduldig, Kundalini is geen kracht die je forceert; het is iets dat je uitnodigt met discipline, overgave en respect.


J.J.v.Verre.


dinsdag 20 mei 2025

De Kybalion.

 

- De massa van mensen is slechts pion in het spel van het leven, geleid door de sterke wil van hen die weten. Het Al is Geest, het Universum is mentaal.


                                Voor hen die bereid zijn zich te herinneren.

De Kybalion, in 1908 gepubliceerd door drie anonieme auteurs die zich “ De Drie Ingewijden ” noemden, is een mystiek filosofisch werk dat de kernprincipes uiteenzet van wat bekend staat als de hermetische filosofie. Deze filosofie gaat terug tot de mythische figuur van Hermes Trismegistus, een samengestelde entiteit die elementen van de Egyptische god Thoth en de Griekse god Hermes in zich draagt. In de esoterische traditie wordt Hermes Trismegistus gezien als een universele leraar die de sleutel van kosmische kennis aan de mensheid heeft overgedragen.

In het voorwoord van het boek wordt de naam van William Walker Atkinson genoemd, die leefde van 1862-1932. Hij was een Amerikaans schrijver, jurist, occultist en een belangrijk figuur binnen de beweging van het New Thought denken. Hij schreef talloze boeken over mentale kracht, yoga, esoterie en zelfontwikkeling. Door velen wordt aangenomen dat hij zelf het brein was achter de Kybalion en dat de drie ingewijden een literaire constructie was om het boek een aura van mysterie en autoriteit te geven. Centraal in de Kybalion staan de Zeven Hermetische Principes. Deze principes vormen volgens het boek de fundamenten van de gehele schepping en het bestaan.

1e Het principe van Mentalisme, het eerste en fundamentele principe in Het Kybalion luidt: “Alles is geest, het Universum is mentaal.” Dit principe stelt dat alles wat bestaat zijn oorsprong heeft in een universeel bewustzijn of geest. Het universum zelf is geen objectieve, fysieke realiteit zoals het materialisme beweert, maar een mentale projectie, een manifestatie van een kosmische Geest. De filosofische en metafysische betekenis kan worden gerubriceerd als onderdeel van de idealistische metafysica. Dit idee sluit aan bij het idealisme in de filosofie, vooral zoals geformuleerd door Plato. De zichtbare wereld is slechts een schaduw van een hogere wereld van ideeën of vormen; eeuwige, immateriële structuren die alleen met het verstand gekend kunnen worden. Of geformuleerd door George Berkeley: “esse est percipi “, zijn is waargenomen worden. Voor hem bestond de wereld alleen in de geest van God en de geesten van waarnemers. Met waarnemers bedoelt hij geesten of bewuste entiteiten, wezens die kunnen waarnemen, denken en bewust zijn. Of de woorden van Hegel: de werkelijkheid is een uitdrukking van de absolute Geest (Geist) die zich door de geschiedenis heen ontwikkelt en zelfbewust wordt. Het Kybalion staat in deze lijn: de werkelijkheid is niet materieel, maar geestelijk van aard en alle ervaring vindt plaats in en door bewustzijn. Het principe stelt dat gedachten niet slechts innerlijke processen zijn, maar krachten die de werkelijkheid mede vormgeven. Dit is verwant aan het idee van de logos in de Stoïcijnse en christelijke filosofie; een goddelijke rede die alles doordringt en ordent. In het hermetisch denken betekent dit: door je geest te trainen, kun je de werkelijkheid veranderen. Denken is niet passief, maar creatief. Het impliceert ook dat er geen scheiding is tussen de innerlijke wereld van de mens en de buitenwereld van gebeurtenissen. Wat in de geest ontstaat, kan zich manifesteren in de ervaring. Als alles geest is, dan zijn kennis en werkelijkheid direct met elkaar verbonden. Er is geen absolute scheiding tussen subject (waarnemer) en object (het waargenomene). Dit is ook wat Krishnamurti bedoelt als hij bij herhaling zegt: De waarnemer is het waargenomene. De ziener is het geziene en de degene die ervaart is de ervaring. Dit principe ondermijnt het cartesiaanse dualisme tussen lichaam en geest: lichaam, materie en tijd zijn niet zelfstandig bestaand, maar secundaire verschijnselen binnen de Geest. Ook worden intuïtie en contemplatie als belangrijke vormen van kennen, naast of zelfs boven redenering gezien. In de hermetische traditie geldt: je geest vormt je ervaring. Daarom is innerlijke discipline (zoals meditatie, visualisatie of intentie) een vorm van spirituele kracht. Morele verantwoordelijkheid wordt dieper: je bent niet alleen verantwoordelijk voor wat je doet, maar ook voor hoe je denkt. Deze visie sluit aan bij de oosterse filosofie zoals het boeddhisme en hindoeïsme, waar bewustzijn als de bron van alle lijden én bevrijding wordt gezien. Het principe van Mentalisme stelt dat er een Universele Geest is, vaak aangeduid als Het Al in het Kybalion. Alles wat bestaat is een gedachte of manifestatie binnen dit Al. De mens als microkosmos bevat een vonkje van deze universele Geest. Spirituele ontwikkeling betekent: je bewust worden van je ware aard als deel van dit kosmisch bewustzijn. Zoals in het boek staat beschreven: ”Hij die dit principe begrijpt, is ver gevorderd op het pad van Meesterschap.” Samenvattend stelt het principe van Mentalisme dat de ultieme aard van de werkelijkheid bewustzijn is, niet materie. De mens is geen toevallig biologisch wezen, maar een bewust, scheppend middelpunt in een geestelijk universum. Filosofisch gezien is dit een radicaal niet dualistisch wereldbeeld, waarin denken en zijn, geest en wereld, één zijn.

2e Het principe van Overeenkomst, ook wel het principe van Correspondentie genoemd, is het tweede hermetische principe en luidt: “Zo boven, zo beneden; zo beneden, zo boven.” Dit principe stelt dat er een structurele overeenkomst bestaat tussen de verschillende niveaus van werkelijkheid: het geestelijke en het materiële, het kosmische en het menselijke, het uiterlijke en het innerlijke. De wetmatigheden van het ene niveau weerspiegelen zich op het andere. In de antieke en middeleeuwse filosofie werd kennis vaak gezocht via analogie. Een analogie is een vergelijking waarbij men stelt at als twee dingen in bepaalde opzichten op elkaar lijken, ze mogelijk ook in andere opzichten overeenkomen. De mens werd gezien als microkosmos, een weerspiegeling van het universum (macrokosmos). Zoals het hart het lichaam bezielt, zo bezielt God of Geest het universum. Deze gedachte is terug te vinden bij Plato en later bij de neoplatonisten als Plotinus. Voor hen is het mogelijk om via zelfkennis inzicht te verkrijgen in het goddelijke, omdat de structuren van het Zelf en het Al parallel lopen. In hermetisch denken is de werkelijkheid niet letterlijk, maar symbolisch van aard. Alles heeft meerdere lagen van betekenis. Wat zich op fysiek niveau manifesteert, verwijst naar hogere principes. Bijvoorbeeld: Dag en nacht zijn niet alleen astronomische verschijnselen, maar ook beelden voor inzicht en onwetendheid. De vier elementen (vuur, lucht, water en aarde) staan ook voor innerlijke kwaliteiten of bewustzijnsniveaus. Zo wordt de wereld een levend boek, een spiegel waarin hogere waarheden zichtbaar worden voor wie leert kijken met het “ innerlijk oog “. Ook de kenleer of epistemologie moet worden genoemd. Dit principe impliceert dat ware kennis niet alleen komt door empirisch onderzoek, maar ook door het doorzien van patronen en analogieën. Kennis is niet enkel een opbouw van feiten, maar herkenning van innerlijke samenhang. De geest leest de wereld als symbool, zoals een dichter een gedicht leest, niet alleen wat er staat, maar wat het betekent en hoe het voelt. Dit staat haaks op modern positivisme, dat vooral zoekt naar causale verklaringen, niet naar betekenissystemen. In de psyche betekent dit: De buitenwereld weerspiegelt de innerlijke wereld. Je levenservaring verandert wanneer je bewustzijn verandert. Innerlijke harmonie leidt tot uiterlijke harmonie of zoals Jung het stelde: “Wanneer de innerlijke mens zich niet ontwikkelt, doet de buitenwereld dat voor hem, als noodlot.” Deze opvatting versterkt de hermetische nadruk op innerlijk werk als sleutel tot transformatie.

Als het lagere het hogere weerspiegelt, dan is elk menselijk handelen een weerspiegeling van universele principes. Ethiek wordt dan niet gebaseerd op regels van buitenaf, maar op afstemming op de kosmische orde. De spirituele weg wordt een proces van resonantie: hoe bewuster je leeft, des te meer stem je af op hogere ordening, de logos, het goddelijke plan. De alchemistische spreuk “Solve et Coagula “(ontbind en verbind) komt hier ook terug: door het innerlijk te zuiveren, breng je een hogere harmonie in het uiterlijke. Samenvattend leert het principe van overeenkomst dat de werkelijkheid holistisch is opgebouwd: wat zich op het ene niveau voltrekt, weerspiegelt zich op een andere niveaus. Filosofisch is dit een visie van structuurgelijkheid en betekenisvolle samenhang tussen geest en stof, mens en kosmos, boven en beneden. Het is een uitnodiging tot een symbolisch en spiritueel lezen van de wereld en tot zelfkennis als weg tot universele wijsheid.

3e Het principe van trilling of vibratie is het derde van de zeven hermetische principes en luidt: “Niets is in rust; alles beweegt; alles vibreert.” Dit principe stelt dat alles in het universum, van geest tot materie, voortdurend in beweging is, in een staat van trilling. Niets is volledig stil of onveranderlijk. Zelfs ogenschijnlijke stilstand is slechts een illusie van langzame of subtiele beweging. Het principe van trilling sluit nauw aan bij de filosofie van Heraclitus (6e eeuw v. Chr.), die stelde: “Panta Rhei “ alles stroomt. Volgens hem is niets statisch, alles bevindt zich in een voortdurende staat van verandering. Er is geen “zijn” zonder “worden”. In het hermetisch denken is deze voortdurende beweging niet chaos, maar wetmatige vibratie, die alles bezielt en verbindt. Zelfs het “stilste” object, een steen, een gedachte, een ziel heeft zijn eigen trillingsfrequentie. Er bestaat een duidelijke hiërarchie van vibraties. Materie trilt langzaam, is grof, zichtbaar en tastbaar. Energie trilt sneller, zoals licht, geluid en warmte. Geest en bewustzijn trillen op de hoogste niveaus: fijn, subtiel en onzichtbaar. Zo wordt bewustzijn als een hogere graad van vibratie begrepen dan fysieke realiteit. Dit verbindt het met het principe van Mentalisme: hoe hoger de trilling, hoe dichter bij de oorspronkelijke Geest (Het Al). Hoewel het Kybalion stamt uit de vroege 20e eeuw, is het principe verrassend parallel aan de moderne fysica. In de kwantumfysica blijkt dat subatomaire deeltjes zich gedragen als energiegolven, ze trillen, bewegen en bestaan in waarschijnlijkheden. Muziek, licht en kleur zijn allemaal manifestaties van verschillende frequenties. Zelfs emoties en hersengolven worden in frequenties uitgedrukt. Hoewel de hermetische leer niet als zijnde wetenschappelijk bedoeld is, werkt ze met een soort intuïtieve fysica van de geest, waarin alles energetisch en in beweging is. Elke gedachte, emotie of intentie heeft zijn eigen trillingsniveau. Angst, woede en jaloezie trillen laag, ze verkrampen, vernauwen. Terwijl liefde, vreugde en mededogen hoog trillen, ze verruimen, openen. Volgens deze visie beïnvloeden onze innerlijke trillingen zowel onze ervaring van de wereld als de wereld zelf. Innerlijke afstemming is dus een belangrijk middel voor spirituele groei. Vele mystieke en esoterische tradities gebruiken trilling voor heling en transformatie. Mantra’s, klankschalen, muziek en ademhaling, al deze methoden werken via frequentie om het lichaam en bewustzijn te harmoniseren. Als alles vibreert, dan is resonantie belangrijk. Wat je uitzendt, trek je aan. Door je trilling te verhogen, via zuiver denken en handelen, stem je jezelf af op hogere werkelijkheden. Moreel gezien betekent dit dat elke daad, hoe klein ook, een vibrerende invloed heeft. Het goede doen is dus niet alleen een plicht, maar een manier om bewust harmonische vibraties in het bestaansveld te brengen. Samenvattend leert het principe van trilling dat de werkelijkheid fundamenteel dynamisch, energetisch en levend is. Wat lijkt op vorm en vastheid, is in wezen beweging. Spiritueel houdt dit in dat wij als mensen kunnen leren onze eigen frequentie te herkennen, te zuiveren en af te stemmen op hogere niveaus van bewustzijn. Het is een kosmisch principe van verfijning, resonantie en bewust scheppen.

4e Het principe van Polariteit is het vierde hermetische principe en luidt: “Alles is dubbel; alles heeft twee polen; alles heeft zijn paar van tegenstellingen. Gelijk en ongelijk zijn hetzelfde; tegenstellingen zijn identiek in aard, maar verschillen in graad”. Dit principe stelt dat alles in het universum bestaat uit paren van ogenschijnlijke tegenstellingen, maar dat deze tegenpolen in wezen slechts graduele variaties van hetzelfde zijn. Er is geen absoluut onderscheid tussen bijvoorbeeld warm en koud, licht en donker, liefde en haat, alleen een verschil in graad, niet in essentie. Je zou kunnen zeggen het gaat om kwantitatief in plaats van een kwalitatief verschil. Het principe benadrukt dat tegenstellingen niet op zichzelf bestaan, maar elkaars complement zijn. Licht en donker zijn graden van helderheid ( nu zouden we spreken van fotonen dichtheid). Goed en kwaad zijn graden van moreel bewustzijn. Ze bestaan niet zonder elkaar en zijn dus in essentie één kracht, met twee uitersten. Deze opvatting sluit aan bij de dialectiek van Heraclitus en later van Hegel: “Tegengestelden zijn noodzakelijk voor het ontstaan van verandering”. Bij Hegel leidt de botsing tussen these en antithese tot synthese, een hogere eenheid. In het hermetisme is de synthese echter niet alleen logisch, maar spiritueel: het transcenderen van tegenstellingen is een weg naar eenheid. Het taoïsme bevat een bijna identieke intuïtie in het Yin-Yang symbool: Yin en Yang zijn tegenpolen, maar vormen samen een dynamische eenheid. Elk bevat het zaad van de ander. Harmonie is niet het elimineren van een pool, maar het evenwicht ertussen. De hermetische polariteit werkt op dezelfde manier: niet het vermijden van het negatieve, maar het transmuteren ervan door innerlijk bewustzijn. De kracht van dit principe ligt in het vermogen tot mentale transmutatie. Je kunt je gemoedstoestand veranderen door je trilling te verschuiven langs de polariteit. Haat kan getransformeerd worden in liefde, omdat ze twee graden zijn van hetzelfde gevoel: verbondenheid. Angst kan worden omgepoold naar moed, door bewust te kiezen voor een hogere frequentie van hetzelfde spectrum. Dit komt ook overeen met inzichten uit de dieptepsychologie van Jung: Schaduw en licht zijn beide aspecten van de psyche. Individuatie vraagt om het erkennen én integreren van beide polen in plaats van het onderdrukken van één ervan. Spiritueel nodigt dit principe uit tot bewuste balans en transcendentie: De wijze probeert niet zijn “negatieve” gevoelens uit te roeien, maar begrijpt ze als vervormde of onbewuste vormen van iets hogers. Goed en kwaad zijn dan niet absoluut gescheiden, maar wijzen op graden van afstemming op de Geest. In plaats van dualistisch denken ( dat is goed, dat is slecht) moedigt de hermetische filosofie aan tot holistisch inzicht: het leven is een spectrum, geen strijdveld. In de alchemie is het proces van ontbinden en verbinden, solve et coagula, ook een beweging tussen polen: vuur en water, zon en maan, zwavel en kwik zijn tegenstellingen die in balans worden gebracht in het philosophicum, de steen der wijzen. Spirituele transformatie vindt plaats door het verzoenen van polariteiten binnen het zelf. Samenvattend onthult het principe van polariteit dat wat wij als tegenstellingen ervaren, in wezen één zijn en slechts verschillend in graad. Filosofisch betekent dit het overstijgen van simplistische dualiteit. Psychologisch biedt het een krachtig model voor innerlijke transformatie. Spiritueel wijst het de weg naar eenheidsbewustzijn: het inzicht dat het Ene zich uitdrukt in tweeën en dat wijsheid ontstaat door het omarmen van het hele spectrum.

5e Het Principe van Ritme is het vijfde hermetische principe en luidt: Alles stroomt, in en uit; alles heeft zijn tijd van komen en gaan; alles stijgt en daalt; de maat van de slinger naar links is de maat van de slinger naar rechts; ritme compenseert. Dit principe beschrijft het cyclische karakter van alle verschijnselen in het universum. Alles beweegt volgens een ritmische wetmatigheid, zoals eb en vloed, in- en uitademing, geboorte en dood, succes en verval, vreugde en verdriet. De beweging is onvermijdelijk, maar ook beheersbaar, voor wie zich er bewust van wordt. Volgens de hermetische filosofie is het universum geen statisch geheel, maar een levend proces van pulserende beweging: Alles komt voort uit het Ene (Geest), differentieert zich en keert er weer naar terug, in eindeloze ritmische cycli. Deze opvatting is nauw verwant aan de natuurfilosofie van de antieken, waarin de kosmos wordt opgevat als een organische, ademende orde. De cyclische tijd in het hindoeïsme en boeddhisme. De spiraalbeweging van de geschiedenis bij Hegel: niets herhaalt zich exact, maar ritmes keren terug op een hoger niveau. Op individueel niveau herkennen we dit principe in onze stemmingen, energie, inspiratie en ook motivatie. Dagen van helderheid wisselen met momenten van verwarring. Geluk is nimmer permanent, net zomin als verdriet dat is. Wie zich van deze ritmische wet bewust wordt, identificeert zich minder met tijdelijke extremen. Je leert dan om innerlijk standvastig te blijven terwijl de slinger beweegt. Volgens het Kybalion kan een geoefende geest de “zwaai van de slinger” neutraliseren door zich op hogere geestelijke niveaus te verankeren. Dit wordt neutralisatie van ritme genoemd. Het is een vorm van meesterschap waarbij men leert om niet meegesleurd te worden met stemmingswisselingen. Emotionele terugvallen te herkennen als een natuurlijke tegenbeweging op groei. Je aandacht te richten op het centrum, eerder dan op de uiterste bewegingen. Het principe van ritme leert nederigheid bij succes en vertrouwen in tegenslag. Het spoort aan tot levenskunst in harmonie met de natuur: meebewegen, maar niet jezelf verliezen. Spiritueel kun je het zien als het ritme van inkeer en uitdrukking: perioden van stilte en mystiek afstemmen, gevolgd door actief handelen in de wereld. Overal in de natuur en de kosmos zien we dit principe weerspiegeld: de maanfasen, seizoenen, dag en nacht. Ook biologische ritmen zoals hartslag, ademhaling en hersengolven. Ook mondiaal gezien het opkomen en verdwijnen van beschavingen, ideeën en tijdperken. De hermetische denker leert om te denken: Wat opkomt, zal neerdalen. Wat verdwijnt, zal opnieuw verschijnen in nieuwe vorm. Samenvattend beschrijft het principe van ritme de onvermijdelijke slingerbeweging die aanwezig is, zowel op kosmisch, psychologisch, moreel en spiritueel vlak. Inzicht in dit ritme helpt je om met meer wijsheid, evenwicht en souplesse door het leven te bewegen. Het leert je dat tijdelijkheid geen zwakte is, maar een uitdrukking van een grotere harmonie en dat meesterschap betekent dat je in het centrum moet blijven terwijl de slinger zwaait.

6e Het principe van oorzaak en gevolg is het zesde hermetische principe en luidt: “Elke oorzaak heeft haar gevolg; elk gevolg heeft zijn oorzaak; alles gebeurt volgens de wet; toeval is slechts een naam voor een onbekende wet; er zijn vele niveaus van oorzaak, maar niets ontsnapt aan die Wet”. Dit principe stelt dat alles in het universum onderworpen is aan wetmatigheid. Niets gebeurt willekeurig of zonder reden. Wat wij toeval noemen, is slecht een effect waarvan de oorzaak ons nog niet bekend is. Elk verschijnsel, elke handeling, elk gevolg komt voort uit een andere oorzaak en is zelf weer een oorzaak voor iets anders. Hermetisch denken is niet dualistisch, maar ziet het universum als één levend systeem waarin alle niveaus met elkaar zijn verbonden door wetmatigheid. Die wet heet hier de Wet van Oorzaak en Gevolg. Deze visie sluit aan bij de causaliteitsleer van Aristoteles, waarin elke verandering een oorzaak vereist. Ook bij de Stoïcijnse logica, waarin het universum één rationele orde is (Logos) waarin niets zinloos of toevallig gebeurt. Ook in de boeddhistische karmaleer, waarin alles wat men ervaart (in dit leven of een ander) een gevolg is van vroegere handelingen, gedachten en intenties. In al deze systemen is vrijheid niet de afwezigheid van oorzaak, maar bewustwording van de oorzaak-kracht in jezelf. Volgens het Kybalion zijn de meeste mensen “slachtoffers” van oorzaak en gevolg. Ze reageren automatisch op externe gebeurtenissen, omstandigheden, impulsen of gewoonten. Ze worden bewogen in plaats van zelf bewegend te zijn. De ware meester leert om niet te reageren, maar om te anticiperen en te initiëren. Om bewuste oorzaken te herleiden om gewenste gevolgen te creëren. Om niet onderworpen te zijn aan lagere wetmatigheden, maar zich te verheffen tot hogere. “De wijzen dienen de wet, zij overtreden haar niet “, dat wil zeggen: zij werken mét de wet, vanuit inzicht, niet tegen haar in onwetendheid. Op mentaal en emotioneel vlak betekent dit dat elke gedachte welke je herhaaldelijk denkt, een gemoedstoestand veroorzaakt. Elke overtuiging leidt tot een patroon van gedrag. Wat je vandaag ervaart is het gevolg van wat je eerder hebt gevoed in bewustzijn en het zaad van wat nog komen gaat. Daarom is innerlijk werk geen abstract ideaal, maar een causaal instrument: wie zijn binnenwereld bewust vormt, beïnvloedt zijn buitenwereld. In het hermetisme heeft dit principe ook een magische implicatie: Wie zich afstemt op hogere oorzaken, zoals universele liefde, waarheid of wil, kan de lagere oorzaken transformeren. Dit kan gebeuren door gebed, intentie, visualisatie en affirmatie (versterkende gedachte, wat je graag wil zijn). Dit zijn manieren om op subtiel niveau oorzaken te zaaien die op termijn werkelijkheid worden. De mens wordt zo een mede creator en geen speelbal van het lot. Het hermetisch principe lijkt op het concept van karma, doch met een belangrijk verschil in accent: Karma wordt gezien als een passieve terugslag ( oorzaak naar gevolg), het hermetisme benadrukt dat je via bewustzijn boven bepaalde causale ketens kunt uitstijgen. Bijvoorbeeld: Een instinctieve impuls kan leiden tot lijden als gevolg van onbewuste oorzaak. Maar via reflectie, discipline en inzicht kun je een andere keuze maken en zo een nieuwe keten van oorzaken in gang zetten. Zo ontstaat vrijheid niet door de wet te negeren, maar door haar te kennen en te hanteren. Samenvattend stelt het principe van Oorzaak en Gevolg dat het universum een samenhangend wetmatig systeem is waarin niets toevallig gebeurt. Alles komt voort uit eerdere oorzaken en alles wat we doen of denken zet gevolgen in beweging. Spiritueel gezien is dit principe een uitnodiging tot innerlijke verantwoordelijkheid en bewust creëren. Want wie de wet kent en toepast, wordt niet langer geregeerd door omstandigheden, maar wordt zelf een bewuste oorzaak van verandering.

7e Het principe van Geslacht (Gender) is het zevende hermetische principe en is een van de meest gelaagde en symbolisch rijkste van de zeven hermetische principes. De kern van dit principe is: “Geslacht is in alles; alles heeft mannelijke en vrouwelijke principes; geslacht openbaart zich op alle niveaus. Het gaat hier niet primair om biologische geslacht of sociale genderrollen, maar om kosmische krachten of archetypen die in alles werkzaam zijn. Het mannelijke staat symbool voor actie, scheppingskracht, gerichtheid, bewustzijn, zaaiing en idee. Het vrouwelijke staat symbool voor ontvankelijkheid, vorming, beleving, groei, koestering en manifestatie. Samen vormen deze twee principes een creatieve polariteit, een dynamische spanning waarin alle leven ontstaat en zich ontvouwt. Deze polariteit is overal aanwezig, van atomen tot relaties, van gedachten tot sterrenstelsels. In Plato’s denken vinden we een vergelijkbare dynamiek: de Idee (logos, mannelijk) vormt zich pas wanneer zij belichaamd wordt in de materiële wereld (hulè, vrouwelijk). De ziel zelf is de schakel tussen deze twee sferen, verlangend naar het hogere en toch verbonden met het lagere. Het taoïsme biedt misschien wel de zuiverste parallel: Yang is het mannelijke principe, van hemel, dag, beweging en actie. Yin is het vrouwelijke, van aarde, nacht, rust en ontvankelijkheid. Hun voortdurende dans creëert de Tao, de weg van het leven. In tegenstelling tot Westerse dualistische ideeën zijn yin en yang niet in strijd, maar complementair, elk bevat het zaad van de andere. Carl Gustav Jung beschrijft in elk individu een innerlijke tegenpool: de animus (mannelijk archetype in de vrouw) en de anima (vrouwelijk archetype in de man). Ware individuatie ontstaat wanneer deze aspecten in evenwicht zijn. Een idee dat Jung deels baseerde op alchemistische en hermetische bronnen. Voor jezelf betekent dit principe dat persoonlijke groei pas volledig wordt wanneer je beide aspecten cultiveert. Kracht én overgave, analyse én intuïtie, daadkracht én ontvankelijkheid. In relaties wijst het op het belang van interne balans boven uiterlijke projectie: een gezonde relatie ontstaat niet door afhankelijkheid van de ander, maar door innerlijke polariteit in harmonie. In ethisch opzicht nodigt het principe uit tot het overstijgen van zwart-witdenken, door het omarmen van schijnbare tegenstellingen als bronnen van creatie. In de hermetische filosofie is ware schepping altijd het resultaat van de vereniging van het mannelijke en vrouwelijke principe binnen de mens zelf. Dit wordt soms aangeduid als de “heilige bruiloft” (hieros gamos), een mystiek huwelijk in de ziel waarin polariteiten versmelten en innerlijke eenheid ontstaat. Vergelijkbaar hiermee is in de alchemie het proces van coniunctio oppositorum, het samenvallen van de tegendelen, hier vertaald als de vereniging van tegenstellingen, het moment waarop de alchemist niet alleen goud zoekt in de materie, maar in zichzelf. Samenvattend is het principe van geslacht geen dogma over gender, maar een universele wet van creatie, balans en transformatie. Het nodigt uit tot een filosofie die niet streeft naar dominantie van het ene over het andere, maar naar integratie van schijnbare tegenstellingen als weg naar wijsheid en heelheid.

Hoewel het boek beweert gebaseerd te zijn op oude hermetische wijsheid, is het sterk beïnvloed door moderne esoterie, zoals het New Thought gedachtegoed en het occultisme van de 19e en vroeg 20e eeuw. Het heeft op zijn beurt weer een grote invloed gehad op latere spirituele bewegingen, zoals de New Age en bewegingen omtrent zelfhulp en bewustzijnsontwikkeling. Boeken als The Secret (Rhonda Byrne) en andere werken over positief denken en persoonlijke kracht bevatten indirect elementen van het hermetisch denken van de Kybalion.


J.J.v.Verre.


Wet van het Al


in de stilte voorbij het denken

waar geen vorm durft te zijn

fluistert een stem van weten

diep verscholen in mijn brein


het is geest zo klinkt het woord

geen ster noch planeet die stoort

geen gedachte, trilling of droom

geboren in de spuwende stroom


zo boven, zo beneden spiegelspel

de oceaan reflecterend in één cel

het heelal dat liefdevol bemint

streelt als de adem van de wind


geen rust, slechts dans en lied

waar alles trilt, geen stilstand ziet

in dat eeuwige ritme, wet na wet

waar een ziel haar koers verzet


twee handen als een kracht

dag en nacht, liefde en macht

wie het midden weet te zien

ontwaakt voorbij karma misschien


de slinger wiegt, tijd beweegt

wet van ritme die niets vergeeft

maar wie omhoog klimt is vrij

danst boven het cyclisch getij


gender in al wat leeft en stroomt

brenger van dat wat nooit droomt

Shakti en Shiva, in liefde verweven

scheppen het wiel van eeuwig leven


zo staat de wijze, stil en zacht

zonder zwaard, met licht en kracht

hij kent de wetten, buigt ze niet

maar zingt vrij het innerlijk lied


o, Kybalion, sluier van het Al

steek met je oer verhaal van wal

geen dogma, maar een sleutel klein

die opent wat ik zelf moest zijn


J.J.v.Verre.


Bronvermelding:

- De Kybalion, hermetische filosofie. Nederlandse editie. ISBN 9798394334306.


donderdag 15 mei 2025

Levenloos.

 

- Levenloos is de stilte van het universum, waaruit het leven nog niet is ontwaakt.


Levenloos verwijst naar een staat waarin geen leven aanwezig is. Het kan zowel letterlijk als figuurlijk worden opgevat. Letterlijk betekent levenloos iets dat geen biologische activiteit of vitaliteit heeft, zoals objecten (een steen of een tafel) of organismen die zijn gestorven. Het beschrijft dan de afwezigheid van lichaamsfuncties zoals ademhaling, hartslag of reflexen. Figuurlijk kan levenloos een gevoel of sfeer beschrijven, zoals het gebrek aan energie, passie of dynamiek in een persoon, situatie of omgeving. Een stad kan levenloos worden genoemd als het gebrek aan activiteit en levendigheid vertoont. Wat levenloos is, benadrukt vaak wat leven juist kenmerkt.

Het concept levenloos roept sterke beelden op van stilte, een staat van stilstand waarin energie en vitaliteit ontbreken. In een wereld vol beweging lijkt levenloosheid op gespannen voet te staan met onze natuurlijke neiging tot dynamiek en verandering. Maar is “levenloos” werkelijk een absolute leegte, of draagt het juist een vorm van symbolische betekenis? Levenloosheid kan meer zijn dan slechts een fysieke toestand. Het kan een emotionele ervaring vertegenwoordigen, een gevoel van disconnectie, vervreemding of het verlies van passie. Momenten van levenloosheid bieden de ruimte voor reflectie, een kans om te observeren zonder invloed en om stil te staan bij wat ons werkelijk drijft. Een object zonder leven kan een verhaal dragen; het verleden vasthouden in een vorm, een kleur, een textuur, het wordt een stille getuige van wat ooit was. In tegenstelling tot de schijnbare kilheid van levenloosheid, kunnen we ontdekken dat het een onmisbare tegenpool is van levendigheid. Het geeft contrast, betekenis en waarde aan alles wat beweegt, voelt en groeit. De spanning tussen levenloos en levend is wat ons begrip van vitaliteit verdiept en laat ons de fragiliteit en de veerkracht van het leven koesteren.

Levenloosheid wordt vaak afgebeeld in kunst en literatuur als een symbool van stilstand, verval, of het verlies aan vitaliteit, maar ook als een diepere reflectie op existentiële thema’s zoals vergankelijkheid, eenzaamheid, of de grens tussen leven en dood. In de kunst zichtbaar als de stillevens, de kunststroming van de Gouden Eeuw, waar levenloze objecten, zoals bloemen, schedels en omgevallen glazen werden gebruikt om thema’s van sterfelijkheid en vergankelijkheid te verbeelden. Deze werken, vaak bekend als vanitas, herinneren de kijker aan de tijdelijke aard van het leven. Moderne kunstenaars gebruiken leegte, gebrek aan kleur of minimale beweging om een gevoel van levenloosheid te creëren. Zoals verstilde landschappen, die vaak eenzaamheid en isolatie uitstralen. Ook tonen fotografie en schilderkunst vaak vervallen gebouwen, ruïnes en verlaten ruimtes, een esthetiek die levenloosheid benadrukt en tegelijkertijd de schoonheid van verval vastlegt. In de literatuur kunnen levenloze objecten zoals spiegels, grafstenen of verlaten huizen, een metaforische lading dragen. Ze kunnen fungeren als tekens van het verleden, verlies of een stilstaande tijd. Levenloosheid kan in de innerlijke wereld van personages worden verkend, bijvoorbeeld door apathie, gebrek aan passie of het gevoel “dood van binnen“ te zijn. Klassieke schrijvers zoals Frans Kafka en Albert Camus verwerken deze thema’s in hun werk om de absurditeit van het bestaan te benadrukken. In dystopische verhalen wordt de omgeving vaak levenloos gemaakt, zoals uitgestrekte woestijnen, uitgestorven steden, om de ondergang van menselijkheid en hoop te symboliseren. Vaak is hier sprake van een autoritaire staat, die zijn burgers controleert met geavanceerde technologie en waarbij mensen niet meer zelf mogen beslissen over hun leven. De hoofdpersoon in zo’n verhaal rebelleert, ontdekt dat er iets goed mis is en probeert een vorm van vrijheid weer te herstellen. De kracht van levenloosheid in kunst en literatuur ligt in zijn vermogen om te prikkelen, te reflecteren en emoties op te roepen. Het maakt ons bewust van wat het betekent om te leven, door te contrasteren met wat verloren is.

Levenloosheid wordt in verschillende culturen op diverse manieren weergegeven, vaak verweven met hun unieke wereldbeeld, spirituele overtuigingen en artistieke tradities. In de Zen filosofie in Japan, wordt levenloosheid soms geassocieerd met eenvoud en leegte, wat in de Japanse kunststromingen zoals wabi-sabi tot uiting komt. Voorwerpen of landschappen die imperfect en vervallen zijn, dragen een serene schoonheid en reflecteren de vergankelijkheid van het leven. Ook in de Chinese schilderkunst symboliseert leegte in een kunstwerk, zoals lege ruimtes in traditionele landschappen, stilte en balans. Het levenloze wordt niet altijd gezien als “afwezigheid”, maar als een essentieel onderdeel van het geheel. In de Westerse tradities, bestaat het symbolisme in de christelijke kunst uit de eerder genoemde levenloze objecten zoals schedels, kruizen of verlaten graven, die worden gebruikt om sterfelijkheid en de overgang naar een spiritueel leven uit te drukken. In de gotische architectuur kunnen donkere, stille ruimtes een sfeer van introspectie en het sublieme oproepen. In de romantiek werden ruïnes vaak gebruikt als een melancholische verwijzing naar vergane glorie en de cycli van opkomst en verval. In sommige Afrikaanse tradities worden levenloze objecten, zoals maskers of beelden, vaak gezien als dragers van spirituele krachten. Hoewel ze fysiek stil kunnen zijn, wordt aangenomen dat ze een diepere aanwezigheid en betekenis hebben. In de inheemse culturen van Amerika worden levenloze elementen zoals stenen of bergen vaak gezien als dragers van eeuwenoude wijsheid en als onderdeel van een levend ecosysteem. Deze visie ziet levenloosheid niet als afwezigheid van leven, maar als een ander soort energie. Culturen wereldwijd hebben ook moderne interpretaties ontwikkeld, zoals in technologiegedreven kunst of installatiekunst, waarin stilstand en levenloosheid worden gebruikt om te reflecteren op de menselijke relatie met vooruitgang en duurzaamheid. Elke cultuur heeft zijn eigen manier om levenloosheid te benaderen, waarbij het vaak dient als een spiegel voor grotere filosofische vragen.

In de hermetische filosofie, gebaseerd op de esoterische tradities toegeschreven aan Hermes Trismegistus, wordt het concept “levenloos” fundamenteel anders benaderd dan in het materialistische wereldbeeld. Centraal staat het principe dat alles in het universum bezield en met elkaar verbonden is, zelfs ogenschijnlijk levenloze materie. Alles is Geest, is het Hermetische principe van Mentalisme. “Het Al is geest; het Universum is mentaal”. Geen echte levenloosheid: Wat wij als “dood” of “levenloos” beschouwen, zoals stenen, metalen en aarde, is in wezen een lagere vibratie van bewustzijn. Vergelijkbaar met panpsychisme: Zelfs een steen heeft een rudimentaire “geestelijke “ essentie, omdat alles voortkomt uit dezelfde goddelijke Bron(Het Al). Het tweede hermetische principe stelt dat er een analogie bestaat tussen alle niveaus van bestaan. Mineralen hebben een “slaapbewustzijn “. In de hermetische alchemie worden metalen gezien als “slapende entiteiten “, die kunnen transmuteren (bv. lood naar goud, symbolisch voor spirituele veredeling). Alles evolueert en levenloze materie is een stadium in deze cyclische evolutie van zielen. Van mineralen naar planten, naar dieren, naar mensen, naar goden. De “anima mundi “, de universele levenskracht die door alle dingen stroomt, inclusief stenen en metalen. Alchemisten werkten niet alleen met fysieke stoffen, maar vooral met hun spirituele essentie ( zoals het oplossen van het grove in het subtiele). De hermetische magie gaat ervan uit dat alle objecten een zekere energie of geest bevatten. Levenloze voorwerpen kunnen worden bezield door er intentie en kosmische krachten aan te verbinden (talismannen en symbolen). Tevens bestaat er een traditioneel geloof in wezens verbonden aan aarde, stenen (gnomen), water (ondines), bomen(dryaden) of wind (sylfen) etc. Een wezen die bij een steen hoort, is verbonden met de spirituele of energetische kern van die steen. Concluderend mag je zeggen dat levenloosheid een illusie is binnen het Hermetisme. Er bestaat geen ware scheiding tussen levend en levenloos, is een kwestie van dichtheid van bewustzijn. Wat wij als levenloos zien, is óf een vorm van “slaapbewustzijn” (mineralen), of een manifestatie van dezelfde goddelijke energie (Geest), in tragere frequentie. Dit perspectief nodigt uit tot heilige verwondering.

In het boeddhisme wordt het concept “levenloos “ niet als absoluut gezien, maar eerder als een relatief en afhankelijk verschijnsel binnen de dynamische werkelijkheid van onderlinge verbondenheid en leegte. De boeddhistische filosofie benadrukt dat alle fenomenen (dharma’s) afhankelijk ontstaan en vergankelijk zijn. Alles is onderhevig aan verandering. Een rots erodeert, water stroomt, zelfs “levenloze “dingen zijn in flux en dus niet statisch dood. In sommige boeddhistische tradities (bv. Tibetaans of Japans Shinbutsu-shūgō ) worden natuurlijke objecten, zoals bergen en rivieren, gezien als bezield door geesten. Hoewel het boeddhisme geen ziel erkent, is bewustzijn een stroom die zich manifesteert in verschillende gradaties. Geen bewustzijn in levenloze materie? Strikt genomen hebben stenen geen opzettelijk bewustzijn, maar ze zijn wel onderdeel van hetzelfde causale netwerk. In de Mahayana visie wordt de onderlinge doordringbaarheid van alle dingen benadrukt, een steen is een expressie van het alomvattende Dharmadhatu ( universum als geheel). Net zoals een “zelf “ een illusie is, is de categorie “levenloos” een conventionele waarheid, geen ultieme. De zen benadering over bergen en rivieren als de Boeddha natuur, alle verschijnselen zijn manifestaties van verlichting. Omdat alles met elkaar verbonden is, heeft zelfs omgang met levenloze dingen consequenties: Vernietiging van natuur, door bv. Mijnbouw, wordt gezien als schadelijk vanwege onderlinge afhankelijkheid. Ook bestaat er mindfulness voor materialen. In de Theravada wordt monniken geleerd om zuinig te zijn met levenloze dingen (bv. Gewaden), omdat hebzucht voortkomt uit gehechtheid aan vormen. Concluderend is levenloosheid een illusie van Separatie. Het boeddhisme ontkent niet dat een steen anders is dan een mens, maar benadrukt dat: Alles onderling afhankelijk is, alles vergankelijk en leeg van vaststaande identiteit is en zelfs schijnbaar levenloze dingen een rol spelen in het web van karma. Meditatie op een steen kan inzicht geven in vergankelijkheid of leegte, hij is nooit volledig dood, maar altijd in relatie tot het geheel.

In het hindoeïsme wordt het concept “levenloos “ niet als absoluut gezien, maar als een relatief verschijnsel binnen een bezield en goddelijk universum. De hindoeïstische visie is diep geworteld in principes als Brahman (Het Al) en Atman ( de individuele ziel), waardoor zelfs ogenschijnlijk levenloze objecten een spirituele dimensie hebben. Volgens de Advaita Vedanta filosofie is alle materie een manifestatie van Brahman (de ultieme werkelijkheid). Een steen, berg of rivier is niet dood, maar een tijdelijke vorm van het Goddelijke. Brahman is werkelijk, de wereld is schijn, de ziel is niets anders dan Brahman. Het is in deze filosofie vergelijkbaar met panpsychisme, zelf een steen heeft een latent bewustzijn, omdat alles doordrongen is van Brahman. Alles heeft bewustzijn, zoals in de filosofie van Sāmkhya. Twee realiteiten Purusha (bewustzijn) en Prakriti (materie). In deze filosofie is levenloze materie niet dood, maar een potentieel bewuste kracht die wacht op interactie met zuiver bewustzijn. Een kristal reflecteert licht, symbolisch voor latent bewustzijn. Er bestaat een heiligheid van de “levenloze” natuur. De Ganges is de godin Ganga, de Himalaya wordt vereerd als Himavat, de vader van Parvati. Shaligram stenen (fossielen) zijn manifestaties van Vishnu. Ook levenloze beelden worden in de puja (aanbidding) bezield door rituele consecratie (Prana Pratishtha), waardoor ze een levende aanwezigheid van de godheid worden. Reïncarnatie (Samsara) omvat niet alleen mensen en dieren, want in het Jainisme, dat sterk verwant is aan het hindoeïsme, kunnen zielen zich tijdelijk manifesteren in levenloze vormen, zoals in aarde, water en lucht. Concluderend kunnen we zeggen dat het hindoeïsme gradaties erkent in bewustzijn, maar verwerpt het idee van volledige levenloosheid. Mineralen hebben een slapend bewustzijn. Planten hebben een reactief bewustzijn. Mensen en dieren hebben een zelfbewust bewustzijn. Goden zijn alwetend bewustzijn.

In de christelijke traditie wordt het begrip “levenloos “ vaak in verband gebracht met de afwezigheid van spirituele of goddelijke aanwezigheid. Christelijke spiritualiteit benadrukt juist de levendigheid van het geloof en de verbinding met God als een bron van bezieling. Daarnaast speelt de joods-christelijke traditie een rol in de manier waarop mensen betekenis geven aan het leven en de dood. In sommige interpretaties wordt het levenloos zijn niet alleen als een fysieke toestand gezien, maar ook als een spirituele leegte of een gebrek aan geloof. In het christelijk denken wordt bewustzijn meestal gekoppeld aan levende wezens, vooral mensen, die volgens de bijbel naar Gods beeld zijn geschapen. Levenloze materie, zoals stenen en water, wordt doorgaans niet gezien als iets dat bewustzijn heeft. Toch zijn er ook filosofische en mystieke stromingen binnen het christendom die speculeren over een een bredere vorm van bewustzijn.

In de islamitische cultuur wordt het concept van levenloosheid vaak gezien in relatie tot de schepping en de almacht van Allah. Alles in het universum, inclusief levenloze objecten, wordt beschouwd als onderdeel van Allah’s schepping en onderworpen aan zijn wil. Het heelal en alles wat erin bestaat, inclusief levenloze materie, gehoorzamen aan de wetten die door Allah zijn vastgesteld. Levenloze objecten worden niet als betekenisloos beschouwd; ze maken deel uit van een harmonieus geheel dat de grootheid en eenheid van Allah weerspiegelt. In de islam wordt benadrukt dat alles in het universum een doel heeft, zelfs als dat doel niet direct zichtbaar is voor de mens. Dit perspectief benadrukt de verbondenheid van alle dingen en de rol van Allah als de schepper en beheerder van het universum. Het geloof in de eenheid van Allah (tawheed) speelt hierin een centrale rol.

In de New Age filosofie wordt het concept van “levenloos” vaak anders benaderd dan in traditionele opvattingen. New Age denken is gebaseerd op een holistisch wereldbeeld, waarin alles met elkaar verbonden is en een vorm van energie of bewustzijn bevat. Volgens deze visie is er geen strikte scheiding tussen wat “levend” en “levenloos” is. Zelfs objecten of elementen die traditioneel als levenloos worden beschouwd, zoals stenen of water, worden gezien als dragers van energie en mogelijk bewustzijn. Dit idee sluit aan bij het geloof in de eenheid van mens, natuur en kosmos, dat centraal staat in de New Age beweging.


Het concept “levenloos” wordt in verschillende spirituele filosofieën vaak niet letterlijk opgevat als iets zonder betekenis of waarde. In plaats daarvan wordt het vaak gezien als een essentieel onderdeel van het universum en een manifestatie van het goddelijke. Zelfs inanimate objecten worden soms beschouwd als goddelijke manifestaties (zoals in het hindoeïsme). Waarbij levenloze elementen, zoals stenen en water, een rol spelen in de harmonie van het universum, zoals we hebben gezien in de Indiase filosofie. Ze worden gezien als een symbool van stabiliteit en continuïteit en dragen bij aan de spirituele balans. In bredere spirituele en filosofische contexten wordt het levenloze vaak verbonden met de zoektocht naar zingeving en de relatie tussen materie en geest. Het kan het een reflectie zijn van de vergankelijkheid van het leven en een uitnodiging om dieper na te denken over de essentie van bestaan.

Levenloos is de stilte van het universum, waaruit het leven nog niet is ontwaakt. Levenloos is de rust van een rots die miljoenen jaren onaangeroerd blijft. Het is het ondoordringbare mysterie van stervend licht in een ster. Het geduldig wachten van zandkorrels aan een verlaten kust. Hoewel levenloos zonder ziel lijkt, herbergt het een onderliggende betekenis, als potentieel voor transformatie, een schakel in een groter geheel, waar het levende en het levenloze elkaar constant beïnvloeden. Ik ben jij en jij bent mij. Wij zijn zij, met ons erbij.


J.J.v.Verre.